Onderhoud
44
8. Voor .9-uitvoering:
Draai de drukschijf (E) tegen de klok in met de drukschijf-
sleutel los en verwijder de drukschijf (E) en het membraan
(F).
9. Controleer alle onderdelen op verontreinigingen en reinig
de onderdelen indien nodig.
10. Breng de nieuwe ventielveren (M) aan:
11. Controleer de voorspanning van de ventielveren; pak
daarvoor de ventielveer in de lengte tussen twee vingers
vast en druk deze een heel klein beetje in.
12. Plaats de ventielveer (M) op de ventielzitting zitting van
het kopdeksel (C). De lichte welving van de ventielveer
als gevolg van de voorspanning moet zijn gericht op het
kopdeksel (C).
13. Draai de ventielschroef (W) met een schroevendraaier
vast.
14. Plaats de ventielveer (M) op de ventielzitting van de tus-
senplaat (D). De lichte welving van de ventielveer als ge-
volg van de voorspanning moet zijn gericht op de tussen-
plaat (D).
15. Plaats de schijf (X) op de ventielschroef (W). Draai de
ventielschroef (W) vervolgens met een schroevendraaier
vast.
16. Controleer of de ventielveren goed zitten.
17. Plaats de nieuwe O-ringen (B) in het kopdeksel (C).
18. Monteer het membraan met de drukschijf.
19. Voor alle pompen behalve de .9-uitvoering:
Leg de drukschijf (E) op de membraan (F) en haal deze
met de nieuwe platkopschroef (L) aan (aanhaalmoment:
5,0 Nm).
De zelfborgende platkopschroef (L) kan maar één keer
worden gebruikt.
20. Voor .9-uitvoering:
Leg de drukschijf (E) op de membraan (F) en haal deze
met de drukschijfsleutel rechtsom aan (aanhaalmoment:
5,0 Nm).
Vertaling van de originele bedienings- en installatie-instructies, KNF
membraanpomp N022.18, N026.18
121224-121388 04/23