Eerste inbedrijfstelling
8.4.2
Vullen via het magneetventiel in de bijvulling
Schakel van de stopmodus over naar de handbediening en open de
magneetklep van de bijvulling tot het vulniveau bereikt is.
•
Druk op de knop "Manual" op het bedieningspaneel van de
besturingseenheid.
•
Selecteer de magneetklep van de bijvulling "WV1".
•
Bevestig de selectie met de "OK"-knop op het bedieningspaneel van de
besturing.
Opmerking!
Een gedetailleerde beschrijving van de handbediening en de selectie
van de bijvulmagneetklep, 9.1.2 "Handbediening", 334.
8.5
Pomp ontluchten
VOORZICHTIG
Verbrandingsgevaar
Ontsnappend heet medium kan brandwonden veroorzaken.
•
Houd een veilige afstand tot het ontsnappende medium.
•
Draag geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen,
veiligheidsbril).
Ontlucht de pomp "PU":
1
Pomp "PU"
2
Ontluchtingsschroef "AV"
3
Vuilvanger "ST"
•
Draai de ontluchtingsschroef (2) van de pomp (1) los en ontlucht de pomp
totdat water zonder luchtbellen uitstroomt.
•
Draai de ontluchtingsschroef (2) weer in en draai deze stevig vast.
•
Controleer de ontluchtingsschroef (2) op lekkage.
Opmerking!
Herhaal de ontluchting wanneer de pomp geen pompvermogen
genereert.
8.6
Parameters van de besturingseenheid instellen via het
gebruikersmenu
M.b.v. het gebruikersmenu kunnen installatiespecifieke waarden opnieuw
worden gecorrigeerd of opgevraagd. Tijdens de eerste inbedrijfstelling moeten
eerst de fabrieksinstellingen worden aangepast aan de specifieke voorwaarden
van de installatie.
Opmerking!
De beschrijving van de bediening, 10.1 "Bediening van het
bedieningspaneel", 335.
Bewerk tijdens de eerste inbedrijfstelling alle menu-items die grijs gemarkeerd
zijn.
Druk op de knop "Manual" om naar de handmatige modus te wisselen.
Druk op de knop "Menu" om naar het eerste hoofdmenu-item "Gebruikersmenu"
te wisselen.
332 — Nederlands
Weergave op het
display
Gebruikersmenu
Taal
Tijd:
Datum:
1 % / 1,7 bar
Nulijking! succesvol
uitgevoerd
0 % / 0 bar
XXX XXX XXX XXX
0 % / 0 bar
Nulijking annuleren?
Nee
Min. werkdruk
01.8 bar
Ontgassing>
Ontgassing
Ontgass. programma
Intervalontgassing
Tijd perm. ontgas.
12 u
Variomat Basic — 09.09.2022-Rev. C
Uitleg
Wissel naar het volgende hoofdmenu-item.
Standaardsoftware met verschillende talen.
Wijzig achtereenvolgens de knipperende instelling
voor "uur", "minuut" en "seconde".
De tijd wordt gebruikt voor het foutgeheugen.
Wijzig achtereenvolgens de knipperende instelling
voor "dag", "maand" en "jaar".
De datum wordt gebruikt voor het foutgeheugen.
De besturing controleert of het signaal van de
niveaumeting overeenkomt met de waarde van het
basisvat "VG" die ingevoerd is in de besturing, 8.3
"Startroutine van de besturingseenheid bewerken",
331.
Opmerking!
Het basisvat "VG" moet volledig leeg zijn.
Het display toont een van de volgende meldingen:
•
Nulijking succesvol uitgevoerd
Bevestig door druk op de wisselknop "▼".
•
Vat leeg maken en ijking herhalen
Bevestig door druk op de knop "OK".
Deze melding wordt op het display weergegeven als
de nulijking niet succesvol is geweest. Selecteer "Ja"
of "Nee" op het display.
•
JA: Het basisvat "VG" is leeg en het apparaat is
correct geïnstalleerd. Als desondanks de
nulijking niet mogelijk is, annuleert u met "Ja".
Neem contact op met de Reflex klantenservice.
•
NEE: Controleer de voorwaarden voor de
ingebruikname, 8.1 "Vereisten voor de
inbedrijfstelling controleren", 330.
Bevestig de selectie van "Ja" of "Nee" met de "OK"-
knop.
Voer de waarde voor de minimale werkdruk in.
Opmerking!
De berekening van de minimale werkdruk,
8.2 "Schkelpunten Variomat", 330.
Wissel naar het submenu "Ontgassing".
•
Met de "OK"-knop opent u het menu.
Met de wisselknoppen "▼▲" wisselt u naar
•
het volgende submenu.
Wissel naar het volgende item in de lijst.
Selecteer het gewenste ontgassingsprogramma:
•
Permanente ontgassing
•
Intervalontgassing
Gedetailleerde beschrijving, 9.1.1 "Automatische
bedrijfsmodus", 334.
Tijdsinterval voor het programma "permanente
ontgassing".
De richtwaarden voor de ingebruikname variëren van
12 uur tot 100 uur. De standaardinstelling is 12 uur.
Een verminderde duur van de permanente ontgassing
is voldoende als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
•
Een grote overdruk (≥ 0,5 bar boven de
atmosferische druk) op het hoogste punt.
•
Een klein verschil tussen de maximale
temperatuur op het hoogste punt en de
ontgassingstemperatuur.
•
Een installatie met een klein volume en met een
laag aanvankelijk gasgehalte door b.v. goede
voorafgaande ontluchting.