In de zoeker van de camera vindt geen aanduiding van de belich-
tingscontrole plaats!
4.4 Flitsen met handinstelling M (= manual)
Met sommige camera's wordt in het groene 'geheel automatisch ge-
programmeerd' en de onderwerpsprogramma's de flitser automatisch
naar de TTL, c.q. E-TTL flitsfunctie omgeschakeld. De flitser kan dan
niet met de hand worden ingesteld! Als u de flitser met de hand in-
stelt, verschijnt er geen aanduiding van de belichtingscontrole in het
LC-display van de flitser!
De camera moet in de stand met tijdautomatiek 'Av' worden gezet, c.q. in de ma-
nual stand 'M' of 'X'. Diafragma en belichtingstijd (bij 'M') moeten op de camera,
overeenkomstig de opnamesituatie, worden gekozen (zie de gebruiksaanwijzing
van de camera).
4.4.1 Flitsen op vol vermogen met handinstelling 'M'
In deze functie geeft de flitser altijd een niet-geregelde flits met vol vermogen
af. De aanpassing aan de opnamesituatie geschiedt door het instellen van de
diafragmawaarde op de camera. In het LC-display van de flitser wordt de
afstand van de flitser tot het onderwerp die voor een goede belichting moet
worden aangehouden, aangegeven (zie ook 4.6.4). Het instellen van de
functie flitsen met handinstelling 'M'.
• Schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar in;
• druk zo vaak op de 'Mode'-toets, dat de 'M' in het LC-display knippert;
• de instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het LC-dis-
play weer naar de normale weergave terug.
4.4.2 Flitsen met handinstelling 'MLo' met deelvermogen
In deze functie geeft de flitser steeds een niet-geregelde flits af met 1/8 (Low)
van zijn volle vermogen. De aanpassing aan de opnamesituatie moet, bijv.
door het instellen van de diafragmawaarde op de camera, worden gekozen.
In het LC-display van de flitser wordt de afstand van flitser tot onderwerp
aangegeven zoals die voor een correcte belichting moet worden aangehou-
den (zie ook 5.4.2).
Het instellen van flitsen met handinstelling MLo
• Schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar in;
• Druk zo vaak op de 'Mode'-toets, dat in het LC-display 'MLo' knippert.
• De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het LC-dis-
play weer naar de normale weergave terug.
4.5 Flitstechnieken
4.5.1 Indirect flitsen
Rechtstreeks geflitste opnamen zijn vaak aan hun typisch harde en duidelijke
schaduwen te herkennen. Vaak werkt ook de natuurkundig bepaalde lichtaf-
val van voor- tot achtergrond storend. Door indirect te flitsen kunt u deze ver-
schijnselen sterk verminderen, omdat onderwerp en achtergrond met ver-
strooid licht zacht en gelijkmatig worden verlicht. De reflector wordt hierbij
zo gezwenkt, dat hij op een geschikt reflecterend vlak wordt gericht (bijv. op
het plafond of de muur van de ruimte) en dat verlicht.
De reflector van de flitser is tot 90º verticaal te zwenken. Druk, om de kop
van de reflector te zwenken, op de ontgrendelknop.
Bij het verticale zwenken van de reflector moet u er op letten, dat hij vol-
doende gezwenkt wordt, minstens tot de 60º klikstand, zodat er geen licht
van de reflector rechtstreeks op het onderwerp kan vallen. De afstandsaan-
duidingen in het LC-display verdwijnen. De afstand van de flitser via plafond
of muur tot het onderwerp is nu immers een onbekende grootheid.
Het door het reflectievlak teruggekaatste licht geeft een zachte verlichting
van het onderwerp. Het reflecterende vlak moet wel neutraal van kleur, liefst
wit, zijn en geen structuren hebben (bijv. houten balken in het plafond), die
schaduwen kunnen oproepen. Voor kleureffecten kiest u reflecterende vlak-
ken in de betreffende kleur.
Let er op, dat de reikwijdte van de flitser bij indirect flitsen sterk af-
neemt. Bij een normale kamerhoogte kunt u zich voor het bepalen
van de maximale reikwijdte met de volgende vuistregel behelpen:
richtgetal
Reikwijdte = — — — — — — — — — — — — — —
verlichtingsafstand x 2
47