Bedieningspaneel
1
Lampje draadloos: Geeft de status van de draadloze verbinding van de printer weer.
• Een blauw lampje geeft aan dat de draadloze verbinding werd gemaakt en dat u kunt
afdrukken.
• Een langzaam knipperend lampje geeft aan dat de draadloze functie is ingeschakeld, maar
de printer niet is aangesloten op een netwerk. Zorg ervoor dat uw printer binnen bereik is van
het draadloze signaal.
• Een snel knipperend lampje geeft een fout met de draadloze functie aan. Raadpleeg het
bericht op het printerbeeldscherm.
• Als draadloos is uitgeschakeld, is het lampje draadloos uit. Op het scherm verschijnt
Draadloos uit.
2
Aan/uit-knop: hiermee zet u de printer uit of aan.
3
Terug-knop: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
4
Help-knop: Toont de helpinhoud als deze beschikbaar is voor de huidige bewerking.
Start-knop: Hiermee keert u terug naar het Startscherm, het scherm dat verschijnt wanneer u
5
de printer voor het eerst inschakelt.
Scherm van bedieningspaneel: Druk op het scherm om menuopties te selecteren of scroll door
6
de menupunten.
Knop Near Field Communication (NFC): Geeft de zone aan waar u snel documenten en
7
afbeeldingen kunt afdrukken vanaf een mobiel apparaat (bijv. smartphone of tablet) door het
tegen de printer te houden.
Veiligheidsinformatie
Neem bij gebruik van deze printer altijd voorzorgsmaatregelen om het risico op letsel door brand of elektrische
schokken te beperken.
1. Lees en begrijp alle instructies in de documentatie bij uw printer.
2. Neem alle op deze printer vermelde waarschuwingen en instructies in acht.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u deze printer reinigt.
4. Installeer en gebruik de printer niet in de nabijheid van water of wanneer u nat bent.
5. Zorg dat de printer stevig op een stabiele ondergrond staat.
6. Zet de printer op een veilige plaats waar niemand op het netsnoer kan trappen of erover kan struikelen en
waar het netsnoer niet kan worden beschadigd.
7. Als de printer niet normaal werkt, raadpleeg dan de elektronische help (die op uw computer na installatie van
de software beschikbaar is).
8. U mag zelf geen onderdelen repareren. Voor reparatie- of onderhoudswerkzaamheden dient u contact op te
nemen met een bevoegd technicus.
9. Gebruik het netsnoer en de adapter die door HP werden geleverd.
65