3.5
Bediening
Gebruiksvoorwaarden
Om de warmtepomp normaal te laten werken, moet de omgevingsluchttemperatuur tussen
-25°C en 43°C liggen.
Voorafgaande kennisgeving
Aanbevelingen vóór het opstarten Alvorens de warmtepomp in te schakelen:
Controleer of het apparaat goed vastzit en stabiel staat.
Controleer of de drukmeter een druk van meer dan 80 psi aangeeft.
Controleer of de elektrische bedrading goed op de aansluitingen is aangesloten.
Controleer de aarding.
Controleer of de hydraulische aansluitingen goed vastzitten en of er geen water lekt.
Controleer of het water goed circuleert in de warmtepomp en of het debiet voldoende is.
Verwijder elk overbodig voorwerp of gereedschap uit de buurt van het apparaat.
Bediening
1. Steek de stekker in het stopcontact.
2. Activeer de filterpomp
3. Activeer de stroomvoorzieningsbeveiliging van het toestel (differentieelschakelaar op de
stroomkabel).
4. Activeer de warmtepomp.
5. Kies de gewenste temperatuur met behulp van een van de modi van het bedieningspaneel.
6. De compressor van de warmtepomp zal na enkele ogenblikken opstarten.
U hoeft nu alleen nog maar te wachten tot de vereiste temperatuur bereikt is.
WAARSCHUWING: Onder normale omstandigheden kan een geschikte warmte-
pomp het water in een zwembad met 1°C tot 2°C per uur verwarmen. Het is dus
heel normaal dat u geen temperatuurverschil in het systeem voelt wanneer de
warmtepomp werkt.
Een verwarmd zwembad moet afgedekt en geïsoleerd worden om warmteverlies
te voorkomen.
Goed om te weten: herstart na stroomuitval
Na stroomstoring of abnormale uitschakeling, weer inschakelen, het systeem is in stand-by staat.
Reset de differentiaalstekker en schakel de warmtepomp in.
12 |
NL
3. INSTALLATIE