De begeleidingsdraad monteren
1.
Knip de lus (oog) in de begrenzingsdraad door die van tevoren is aangebracht op de locatie waar de begeleidingsdraad moet worden aange-
sloten op de begrenzingsdraad.
► Fig.14: 1. Begrenzingsdraad
2.
Steek de begeleidingsdraad in de middelste poort en de begrenzingsdraden in de linker en rechter poorten van het bijgeleverde koppelstuk.
► Fig.15: 1. Koppelstuk 2. Begrenzingsdraad 3. Begeleidingsdraad
OPMERKING: Steel alle drie draden zo ver mogelijk erin.
3.
Knijp het koppelstuk dicht met behulp van een klemtang om de draden in het koppelstuk te bevestigen.
► Fig.16
4.
Sla met behulp van een kunststof hamer pennen in de grond aan beide zijden van het koppelstuk.
► Fig.17: 1. Pen
OPMERKING: Verzeker u ervan dat de aansluiting tussen de begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad ongeveer 90° is.
5.
Monteer de begeleidingsdraad door deze met behulp van een kunststof hamer met pennen in de grond te bevestigen tot aan het laadstation.
•
Gebruik een afstand van ongeveer 1 meter tussen de pennen, maar houd een kortere afstand aan als de begeleidingsdraad boven de grond zweeft.
•
Als de begeleidingsdraad een bocht moet maken, monteert u de begeleidingsdraad onder een hoek van ongeveer 135°.
•
Monteer de begeleidingsdraad in een rechte lijn over een afstand van 2 meter of meer recht vóór het laadstation.
•
Raadpleeg voor overige montagevoorwaarden voor de begeleidingsdraad "Montagevoorwaarden voor de begeleidingsdraad" (pagina 79).
► Fig.18: 1. Laadstation 2. Begeleidingsdraad
► Fig.18: a) 2 m of meer b) Ongeveer 135°
6.
Nadat u klaar bent met het monteren van de begeleidingsdraad tot aan het laadstation, geleidt u de begeleidingsdraad naar de achterkant van
het laadstation door de opening onderaan het opstaande deel van het laadstation.
► Fig.19: 1. Opening 2. Opstaande deel
OPMERKING: Knip de begeleidingsdraad door op het punt waarop nog ongeveer 30 cm uit de achterkant van het laadstation steekt.
7.
Leg de begeleidingsdraad op de gleuf door het midden van de grondplaat en druk hem erin.
► Fig.20: 1. Groef 2. Grondplaat
8.
Bevestig een aansluitklem aan het uiteinde van de begeleidingsdraad.
OPMERKING: Raadpleeg pagina 78 voor informatie over het bevestigen van de aansluitklem.
9.
Voor het aansluiten van een tweede begeleidingsdraad, herhaalt u de stappen 1 tot en met 8.
OPMERKING: Raadpleeg voor verdere informatie over het aansluiten op het laadstation "De draden aansluiten op het laadstation" (pagina 80).
Een draad verlengen
Om een draad te verlengen, sluit u de twee draden op elkaar aan met behulp van een bijgeleverd koppelstuk.
1.
Steek de draden in de linker en rechter poorten van de drie aansluitpoorten van het bijgeleverde koppelstuk.
► Fig.21: 1. Koppelstuk 2. Draad
OPMERKING: Steel beide draden zo ver mogelijk erin.
OPMERKING: Het verlengen van draden is mogelijk door ze in twee willekeurige aansluitpoorten te steken, maar wij adviseren u de linker en
rechter aansluitpoort te gebruiken om ze op een rechte manier te verlengen.
2.
Knijp het koppelstuk dicht met behulp van een klemtang om de draden in het koppelstuk te bevestigen.
► Fig.22
Het laadstation bevestigen
Verzeker u ervan dat de cabtire-kabel tot aan het laadstation reikt en bevestig deze vervolgens met schroefpennen (8 stuks) met behulp van inbussleutel 6.
► Fig.23: 1. Inbussleutel 6 2. Schroefpen (voor het bevestigen van het laadstation) (8 stuks)
De draden aansluiten op het laadstation
Nadat u klaar bent met het monteren van de draden, sluit u de begrenzingsdraad, begeleidingsdraad en cabtire-kabel aan op het laadstation.
De begrenzingsdraad aansluiten
1.
Open de afdekking van de aansluitpunten en verwijder de afdekking van de draden vanaf het laadstation.
► Fig.24: 1. Afdekking van de aansluitpunten 2. Afdekking van de draden
2.
Ga achter het laadstation staan en steek de begrenzingsdraad die vanaf de linkerkant komt vanaf de onderkant door de haken aan de linkerkant (3 plaatsen).
► Fig.25: 1. Begrenzingsdraad die vanaf de linkerkant komt 2. Haken aan de linkerkant (3 plaatsen)
3.
Bevestig de aansluitklem aan het uiteinde van de draad op aansluitpunt R.
► Fig.26: 1. Aansluitpunt R 2. Aansluitklem van de begrenzingsdraad die vanaf de linkerkant komt
KENNISGEVING: Om te voorkomen dat de aansluitklem vervormd of beschadigd raakt, sluit u de aansluitklem recht aan zonder hem te kantelen.
4.
Op dezelfde manier, steek de begrenzingsdraad die vanaf de rechterkant komt vanaf de onderkant door de haken aan de rechterkant (3 plaat-
sen) en bevestig de aansluitklem op aansluitpunt L.
► Fig.27: 1. Aansluitpunt L 2. Aansluitklem van de begrenzingsdraad die vanaf de rechterkant komt 3. Haken aan de rechterkant (3 plaatsen)
80
NEDERLANDS