deze met de koudemiddelleidingen van de binnenunit
en de aansluitingen van de buitenunit te verbinden.
9.
Ontbraam de buisuiteinden zodanig naar onderen,
dat geen spanen in de koudemiddelleidingen terecht
komen.
10.
Breng de moeren op de koudemiddelleidingen aan en
vorm de flens.
11.
Hang de binnenunit aan de bovenste houder van de
montageplaat.
12.
Kantel het onderste deel van de binnenunit van de
wand af en fixeer de binnenunit in deze positie,door
bijv. een stuk hout tussen de montageplaat en de bin-
nenunit te klemmen.
13.
Verbind de koudemiddelleidingen en de condensaf-
voerslang met de binnenunit.
5.2.2
Condensafvoerslang installeren
1.
Installeer de condensafvoerslang zonder knikken of
golven onder constant afschot, zodat het condenswater
vrij kan weglopen.
2.
Installeer de condensafvoerslang zodanig, dat de af-
stand tot de vloer van het vrije einde minstens 50 mm
bedraagt.
3.
Isoleer een buitenliggende condensafvoerslang, om
bevriezing van het condenswater te voorkomen.
5.3
Elektrische installatie
5.3.1
Elektrische installatie
Gevaar!
Levensgevaar door een elektrische schok
Als u spanningsvoerende componenten aan-
raakt, bestaat levensgevaar door elektrische
schok.
▶
Trek de stekker uit het stopcontact.
Of schakel het product spanningsvrij
(scheidingsinrichting met minstens 3
mm contactopening, bijv. zekering of
vermogensschakelaar).
▶
Beveilig tegen herinschakelen.
▶
Wacht minstens 30 min tot de condensa-
toren ontladen zijn.
▶
Controleer op spanningsvrijheid.
▶
Verbind fase en aarde.
▶
Sluit fase en nulleider kort.
▶
Dek of bescherm in de omgeving onder
spanning staande delen af.
8000011833_00 Installatie- en onderhoudshandleiding
▶
De elektrische installatie mag alleen door een elektro-
monteur worden uitgevoerd.
5.3.2
Elektrische installatie voorbereiden
1.
Schakel het product spanningsvrij.
2.
Wacht minstens 30 min tot de condensatoren ontladen
zijn.
3.
Controleer op spanningsvrijheid.
4.
Installeer, indien dit voor de installatieplaats is voorge-
schreven, een aardlekschakelaar type B.
5.3.3
Bekabelen
1.
Gebruik de snoerontlastingen.
2.
Verkort de aansluitkabels indien nodig.
30 mm max.
3.
Om kortsluitingen bij het per ongeluk loskomen van
een ader te vermijden, ontmantelt u de buitenste om-
hulling van flexibele kabels slechts maximaal 30 mm.
4.
Zorg ervoor dat de isolatie van de binnenste draden
tijdens het ontmantelen van de buitenste omhulling niet
beschadigd wordt.
5.
Verwijder slechts zoveel van de isolatie van de binnen-
ste aders als voor een betrouwbare en stabiele aan-
sluiting vereist is.
6.
Om kortsluiting door het losraken van draden te voor-
komen, moeten na het isoleren aansluithulzen op de
aderuiteindes aangebracht worden.
7.
Controleer of alle draden mechanische vast in de stek-
kerklemmen van de stekker zitten. Bevestig deze in-
dien nodig opnieuw.
5.3.4
Binnenunit elektrisch aansluiten
1.
Verwijder de veiligheidsafdekking vóór de elektrische
aansluitingen van de binnenunit.
2.
Trek de verbindingskabel van de buitenunit van de
achterkant van de binnenunit uit via de hiervoor be-
stemde kabeldoorvoer naar voren.
3.
Sluit de afzonderlijke aders van de verbindingskabel
aan conform het aansluitschema op het klemmenblok
van de binnenunit.
4.
Monteer de veiligheidsafdekking voor de elektrische
aansluitingen..
143