NL
13. GEBRUIK EEN LANGSGELEIDER. Gebruik altijd
een langsgeleider wanneer u in de lengte zaagt.
14. WEES
Terugstuiten wordt veroorzaakt door plotselinge
blokkering van de zaag, die vervolgens naar achteren
gestoten wordt naar de gebruiker toe. Laat de
schakelaar onmiddellijk los wanneer het zaagblad
beklemd raakt of de zaag afslaat. Zorg ervoor dat
uw zaagbladen scherp zijn. U mag de machine nooit
overbelasten. Wees altijd oplettend en zorg dat u uw
gereedschap de baas blijft. Trek de zaag niet uit het
werkstuk terwijl het zaagblad draait.
15. Controleer of alle beschermkappen goed functioneren.
16. ONDERSTE BESCHERMKAP. Open de onderste
beschermkap met behulp van de bijbehorende hendel.
Controleer of de onderste beschermkap ongehinderd
kan draaien en vanzelf weer dichtklapt. Zet de
onderste beschermkap niet in geopende stand vast.
17. INSTELLINGEN. Controleer, voor u begint te zagen,
of de blokkeerknoppen van de diepteafstelling en de
afschuinhoek goed zijn aangedraaid.
18. WAARSCHUWING!
TREK ALTIJD DE STEKKER VAN DE MACHINE
UIT HET STOPCONTACT ALS U HET ZAAGBLAD
GAAT VERWISSELEN OF DE MACHINE GAAT
ONDERHOUDEN.
19. GEBRUIK UITSLUITEND GESCHIKTE ZAAGBLADEN.
Gebruik uitsluitend zaagbladen met een geschikte
maat asgat.
Gebruik nooit bouten of flenzen van defecte of
verkeerde zaagbladen.
Gebruik geen vervormde of beschadigde zaagbladen.
Gebruik geen zaagbladen van snelstaal.
Gebruik geen zaagbladen waarvan de kenmerken
niet overeenstemmen met die welke in deze
handleiding worden opgegeven.
20. Gebruik geen zaagbladen die dikker zijn of waarvan
de tanden smaller zijn dan de dikte van het
spouwmes.
21. Controleer of het spouwmes zo is ingesteld dat:
A. de afstand tussen het spouwmes en de tanden
van het zaagblad kleiner is dan 5 mm.
B. de zaagtanden niet meer dan 5 mm voorbij de
onderkant van het spouwmes uitsteken.
22. Het spouwmes moet altijd gebruikt worden, behalve
als u de zaag wilt laten indalen midden in een
werkstuk.
23. GA NIET ZAGEN IN WERKSTUKKEN WAARIN
ZICH NOG SPIJKERS BEVINDEN. Wanneer u hout
zaagt, kijk dan eerst of er geen spijkers in zitten;
is dit wel het geval verwijder ze dan.
24. ACCESSOIRES: het gebruik van andere accessoires
en hulpstukken dan die welke in deze handleiding
worden aanbevolen kan gevaar opleveren.
25. RESERVEONDERDELEN: onderdelen mogen
uitsluitend door originele reserveonderdelen worden
vervangen.
26. Probeer het zaagblad niet te stoppen door tegen de
zijkant van het blad te drukken.
27. Zorg ervoor dat het zaagblad geschikt is voor de
snelheid van de zaagas.
30
VERDACHT
OP
TERUGSTUITEN.
28. Zorg ervoor dat de diameter, de dikte en de andere
kenmerken van het zaagblad geschikt zijn voor uw
machine.
29. Houd uw werkruimte goed opgeruimd. Rommelige
werkruimtes of werkbanken werken ongelukken in
de hand.
30. Houd rekening met uw werkomgeving. Laat geen
gereedschap in de regen liggen.
Gebruik uw gereedschap niet op natte of zeer vochtige
plaatsen. Zorg dat uw werkruimte goed verlicht is.
Gebruik elektrisch gereedschap nooit op plekken waar
gevaar bestaat voor brand of elektrische schokken.
31. Bescherm uzelf tegen elektrische schokken.
Voorkom aanraking van geaarde oppervlakken
(bijv. buizen, radiatoren, fornuizen, koelkasten, enz.).
32. Houd kinderen uit de buurt. Laat anderen de machine
of het netsnoer niet aanraken. Alle bezoekers moeten
uit de buurt van de werkzone blijven.
33. Berg gereedschappen die u niet gebruikt op.
Gereedschap dat niet in gebruik is, moet op een droge
plaats worden opgeborgen, hoog boven de grond of
achter slot en grendel, buiten bereik van kinderen.
34. U mag de machine nooit overbelasten. Uw gereedschap
zal veiliger en zekerder werken als u het gebruikt op
het toerental waarvoor het berekend is.
35. Draag geschikte kleding. Draag geen wijde kleding
of sieraden die in de bewegende delen beklemd
kunnen raken. Draag bij het werken buitenshuis bij
voorkeur rubber werkhandschoenen en schoenen
met antislipzolen. Als u lang haar hebt, dient u een
haarbescherming te dragen.
36. Draag een veiligheidsbril. Draag altijd een
gelaatsmasker of een stofmasker bij werkzaamheden
waarbij stofdeeltjes vrijkomen.
37. Sluit een stofafvoersysteem aan. Als uw machine is
geleverd met een stofzuiger/stofvanger, let er dan
op dat deze goed is geïnstalleerd en ook wordt gebruikt.
38. Houd het netsnoer in goede conditie. Til uw machine
nooit op aan het netsnoer en probeer niet de stekker
uit het stopcontact te halen door aan de machine of
aan het snoer te trekken. Houd het snoer uit de buurt
van warmtebronnen, olie en scherpe randen.
39. Zorg dat het werkstuk stevig op zijn plaats wordt
gehouden. Gebruik klemmen of een bankschroef om
het werkstuk vast te zetten. Dat is veiliger dan het
met één hand vast te houden: bovendien kunt u de
machine dan met twee handen vastpakken.
40. Zorg dat u altijd stevig en goed in evenwicht staat.
41. Verwijder stel- en moersleutels. Maak er een
gewoonte van te controleren of alle stelsleutels van de
machine verwijderd zijn voordat u deze in werking stelt.
42. Voorkom dat de machine ongewild in werking treedt.
Verplaats uw machine nooit, terwijl u uw vinger op
de schakelaar hebt. Controleer of de schakelaar op
"uit" staat voordat u de machine op de stroom aansluit.
43. Gebruik geschikte verlengsnoeren. Als u uw machine
buitenshuis gebruikt, moeten de verlengsnoeren
geschikt zijn voor een dergelijk gebruik.