• Selecteer de gewenste snelheid door op de knop voor
verhogen (c ) of verlagen (d) te drukken, of verhoog de
snelheid door herhaaldelijk op de snelheidsknop op het
bedieningspaneel (2) te drukken totdat de gewenste
snelheid is bereikt.
VENTILATORFUNCTIE
• U kunt de snelheid op twee manieren selecteren:
- Door de gewenste snelheid (1-24) handmatig te
selecteren.
- Door de gewenste voorgedefinieerde modus (f-g-h) te
selecteren.
TIMER-FUNCTIE
• De inschakeltijd van het apparaat kan worden geregeld.
(1-18h).
• Om de inschakeltijd te programmeren, selecteert u deze
met de toets (b) op de afstandsbediening en drukt u
vervolgens op de toets verhogen (c) of verlagen (d) totdat
de gewenste tijd is bereikt.
• Tijdens uw keuze knippert de tijd op het display (4).
• Wanneer de tijd stopt met knipperen en de snelheid
weer op het display verschijnt, betekent dit dat het
geprogrammeerd is.
• Zodra de geselecteerde tijd is verstreken, wordt het
apparaat automatisch uitgeschakeld.
OSCILLATIEFUNCTIE
• De oscillatiefunctie maakt het mogelijk om de stroom van
het apparaat zo te richten dat deze automatisch afwisselt
over een bereik van 75º.
• Om deze functie te activeren, drukt u op de toets (e) op
de afstandsbediening of op (1) op het bedieningspaneel.
• Druk nogmaals op de zwenkknop om deze functie uit te
schakelen.
HOOGTEVERSTELLING
• De hoogte van het apparaat kan worden aangepast, u
hoeft alleen maar de borgmoeren (L-O) te ontgrendelen,
het apparaat op de gewenste hoogte te plaatsen, indien
nodig buizen toe te voegen of te verwijderen en de
moeren (L-O) weer te vergrendelen.
ALS U KLAAR BENT MET HET GEBRUIK VAN HET
APPARAAT
• Schakel het apparaat uit met de aan/uit-knop.
• Haal de stekker uit het stopcontact.
• Reinig het apparaat.
REINIGING
• Haal de stekker uit het stopcontact en laat het apparaat
afkoelen voordat u het schoonmaakt.
• Reinig het apparaat met een vochtige doek met een paar
druppels afwasmiddel en droog het daarna af.
• Gebruik geen oplosmiddelen of producten met een
zure of basische pH-waarde, zoals bleekmiddel, of
schuurmiddelen om het apparaat schoon te maken.
• Dompel het apparaat nooit onder in water of een andere
vloeistof en plaats het nooit onder stromend water.
• Als het apparaat niet goed schoon is, kan het oppervlak
ervan achteruitgaan, wat de levensduur van het apparaat
onherroepelijk beïnvloedt en het gebruik ervan onveilig
kan maken.