Accu's opladen
Gevaar
Verwondingsgevaar! Het oplaadapparaat
mag alleen in bedrijf genomen worden als
de stroomkabel niet beschadigd is. Een be-
schadigde stroomkabel moet onmiddellijk
door de fabrikant, de klantendienst of een
gekwalificeerd persoon vervangen worden.
GEVAAR
Gevaar door elektrische schok. Elektrici-
teitsnet en beveiliging in acht nemen. Op-
laadapparaat alleen in een droge omgeving
met voldoende verluchting gebruiken.
Instructie: De oplaadtijd bedraagt bij een
lege accu ca. 12 uur.
Gevaar
Verwondingsgevaar! Veiligheidsvoorschrif-
ten bij de omgang met batterijen in acht ne-
men. Gebruiksaanwijzing van de fabrikant
van het oplaadapparaat in acht nemen.
Laadproces - KM 75/40 W Bp Pack
Opgelet: batterijen mogen alleen bij ka-
mertemperatuur worden opgeladen!
Opmerking: Het apparaat is standaard
voorzien van een onderhoudsvrije batterij.
Open de apparaatkap.
Stekker van het oplaadapparaat in
stopcontact steken.
Opmerking: Het oplaadapparaat is elek-
tronisch geregeld en beëindigt het laadpro-
ces zelfstandig. Alle functies van het appa-
raat worden tijdens het laadproces automa-
tisch onderbroken.
1 Weergave batterijstatus
De batterijweergave geeft bij een aange-
sloten stekker het verloop van het laadpro-
ces weer:
Accu's worden opgeladen knippert groen
Accu's zijn opgeladen
Storing in het oplaadap-
paraat
Fout n uit foutentabel doet
zich voor
Foutentabel:
1
Accu niet aangesloten
2
De polariteit van de batterij is om-
gekeerd
3
Accu volledig ontladen
4
Probleem met laadkarakteristiek
5
Voedingseenheid te heet
6
Hardwarefout
7
Communicatiefout (voedingsmo-
dus)
Om te zorgen voor een lange levensduur
van de batterij moet deze altijd volledig
worden opgeladen.
Laadproces - KM 75/40 W Bp
Apparaatkap openen.
Laadkabel van oplaadapparaat in de
laadbus van de veegmachine steken
Stroomstekker van het oplaadapparaat
insteken en oplaadapparaat inschake-
len.
Na het laadproces
KM 75/40 W Bp Pack
Netkabel uit de wandcontactdoos ha-
len.
Stroomkabel rond de kabelhouder van
het oplaadapparaat wikkelen.
Apparaatkap sluiten.
KM 75/40 W Bp
Oplaadapparaat uitschakelen en van
het stroomnet scheiden.
Laadkabel van het apparaat trekken.
Apparaatkap sluiten.
Batterij demonteren
Apparaatkap openen.
Poolklem op minpool (-) afklemmen.
Verbindingsleiding van de batterijen
schroeven.
Poolklem op pluspool (+) afklemmen.
Tape losmaken.
Batterij eruit nemen.
Verbruikte batterij conform de geldende
bepaleingen verwijderen.
Algemene aanwijzingen
GEVAAR
Verwondingsgevaar! Apparaat uitschake-
len vooraleer het veeggoedreservoir weg-
genomen wordt
Instructie: Inbedrijfstelling alleen met ge-
sloten apparaatkap.
Veegmachine op een egaal oppervlak
neerzetten.
Motor uitzetten.
Parkeerrem vastzetten.
onderhoudswerkzaamheden
Laadtoestand van de accu's controle-
ren.
Zijbezems controleren.
Keerrol controleren.
brandt groen
Stoffilter reinigen.
brandt rood
Veeggoedcontainer legen.
Instructie: Beschrijving zie hoofdstuk Re-
paraties en onderhoud.
knippert n keer
rood met pau-
ze
Gevaar
Langere gebruiksduur van het apparaat
kan door de vibraties leiden tot doorbloe-
dingstoornissen in de handen.
Een algemeen geldende duur voor het ge-
bruik kan niet vastgelegd worden aange-
zien die afhangt van verschillende factoren:
– persoonlijke neiging tot slechte door-
bloeding (vaak koude vingers, kriebe-
len van de vingers).
– Lage omgevingstemperatuur. Warme
handschoenen dragen ter bescherming
van de handen.
– Stevig vasthouden hindert de doorbloe-
ding.
Inbedrijfstelling
Controle- en
Werking
5
-
NL
– Ononderbroken werking is slechter dan
een werking met pauzen.
Bij een regelmatig, langdurig gebruik van
het apparaat en bij herhaaldelijk optreden
van die symptomen (bijvoorbeeld kriebelen
van de vingers, koude vingers) bevelen wij
een medisch onderzoek aan.
Apparaat starten
Parkeerrem losmaken.
Motor starten.
Hoofdschakelaar in stand '1' draaien.
Instructie: Keerrol en zijbezem draaien.
Apparaat verrijden
Vooruit rijden
Hendel voor Vooruitrijden aantrekken.
Instructie: De rijsnelheid kan - afhankelijk
van de stand van de hendel - voor vooruit
rijden traploos geregeld worden.
Leegloop
Hendel voor Vooruitrijden loslaten. Ap-
paraat blijft staan.
Over hindernissen heen rijden
Over vaststaande hindernissen tot 30 mm
heen rijden:
Grof vuilklep optillen.
Langzaam en voorzichtig in voorwaart-
se richting overheen rijden.
Over vaststaande hindernissen boven 30
mm heen rijden:
Er mag alleen over hindernissen heen
gereden worden met een geschikte op-
rijdrempel.
Veegbedrijf
Gevaar
Gevaar voor verwonding! Bij geopende
grofvuilklep kan de veegwals stenen of split
naar voren wegslingeren. Erop letten, dat
geen mensen, dieren of voorwerpen in ge-
vaar gebracht worden.
VOORZICHTIG
Geen pakbanden, draden of soortgelijk ma-
teriaal opvegen; dit kan leiden tot een be-
schadiging van het veegmechanisme.
Instructie: Om een optimaal reinigingsre-
sultaat te krijgen, moet de rijsnelheid aan
de omstandigheden aangepast worden.
Vegen met opgeheven grofvuilklep
Instructie: Voor het opvegen van grotere
deeltjes tot een hoogte van 50 mm, bv. si-
garettenpakjes, moet de grofvuilklep kort
opgeheven worden.
Grofvuilklep opheffen:
Hendel voor het optillen van de grof
vuilklep aantrekken.
Grof vuilklep neerlaten:
Hendel voor het optillen van de grof
vuilklep loslaten.
Instructie: Alleen bij volledig naar bene-
den gelaten grofvuilklep ist een optimaal
reinigingsresultaat te bereiken.
49