U moet steeds voordat u gras gaat maaien het oliepeil controleren.
3.4.2 DE ACCU CONTROLEREN
Controleer het laadniveau van de accu volgens de instructies in de gebruikershandleiding van de accu.
3.4.3 DE BRANDSTOFTANK VULLEN MET BRANDSTOF
Om veiligheidsredenen wordt de tractormaaiervervoerd zonder brandstof en daarom moet voorafgaand
aan het eerste opstarten brandstof in de tank worden gedaan. De brandstoftank bevindt zich aan de
achterzijde van de machine en heeft een capaciteit van 12 l.
Gebruik alleen benzine met het octaangetal dat wordt aangeduid in de gebruikershandleiding
van de motor, d.w.z. loodvrije benzine Octaan 95. Defecten die veroorzaakt worden door
een verkeerde brandstof vallen niet onder de garantie!
Vul de brandstoftank alleen wanneer de motor is uitgeschakeld en de motor koud is. Vul de
brandstoftank in een goed geventileerde ruimte.
Eet en rook niet en gebruik geen open vuur wanneer u met brandstoffen werkt.
Gebruik voor het vullen van de brandstoftank een geschikte trechter.
Let erop dat u bij het vullen van de tank geen brandstof morst. Gemorste brandstof kan
gemakkelijk vlam vatten. Als u brandstof morst, veeg de gemorste brandstof dan grondig
droog.
Bewaar brandstof buiten het bereik van kinderen.
Procedure voor het tanken van brandstof:
} Draai de tankdop los. Open de tanktop langzaam want er kan overdruk in
de brandstoftank heersen die wordt veroorzaakt door benzinedampen.
} Plaats een trechter in de opening van de brandstoftank en begin de
brandstof uit de voorraadtank te gieten.
} Veeg na het vullen van de brandstoftank altijd het gebied rond de opening
van de brandstoftank droog en ook de opening van de brandstoftank zelf.
U kunt het brandstofniveau aflezen aan de strepen.
3.4.4 DE BANDENSPANNING CONTROLEREN
Controleer de bandenspanning, voordat u de machine in gebruik neemt.
De spanning van de voorbanden moet zijn 150 kPa.
De spanning van de achterbanden moet zijn 80 kPa.
Het verschil in bandenspanning mag zijn ± 10 kPa.
Overschrijd niet de maximale bandenspanning die op de banden
staat vermeld.
3.4.5 HET OLIEPEIL IN HET HYDRAULISCH CIRCUIT CONTROLEREN (GELDT VOOR
MODEL 92 EVO 4X4)
De machine is voorzien van een hydraulisch circuit met een overlooptank met de voorgeschreven
hoeveelheid olie. Het oliepeil in de tank kan tijdens het transport dalen.
De overlooptank bevindt zich in het achterste gedeelte van de machine onder de motorkap
} Controleer dat het oliepeil tussen de twee merktekens op de peilstok van afsluitdop staat, vul, als dat
nodig is, de vereiste hoeveelheid van de voorgeschreven olie bij.
183
80 kPa
150 kPa