van het ster-type (FIG. 3) of van het driehoeks-type (FIG. 4) op de
aansluitkast, en de elektrische pomp bekijkend vanaf de motorkant,
controleren of de koelventilator in de richting van de pijlsticker op de
ventilatordeksel draait. In het geval hij verkeerd mocht draaien, twee
van de drie draden in het klemmenbord van de motor omdraaien.
– Voor toepassingen met inverter gebruik maken van een kabellengte
<25 meter.
ELEKTRISCHE DOMPELPOMPEN
– Voor de éénfasige versie de stekker in een stopcontact steken.
– Voor de driefasige versie (FIG. 5), controleren of de draairichting van
de motor kloksgewijs is, de elektrische pomp vanaf boven bekijkend,
en als volgt verdergaan: terwijl de elektrische pomp nog niet in de
installatie bevestigd is, de stroomtoevoerkabel op het elektrische
schakelbord aansluiten en de stroomschakelaar een ogenblik activeren:
de elektrische pomp start en ondervindt een terugslag die, vanaf de
bovenkant van de pomp gezien, antikloksgewijs moet zijn. In het geval
hij verkeerd mocht draaien (kloksgewijs), twee van de drie draden in
het klemmenbord van het elektrische schakelbord omdraaien.
In FIG. 7 worden de standaardspanningen (aangegeven op het typeplaatje)
met de betreffende toleranties getoond.
8.1. IN- EN AFSTELLINGEN
Voor de pompen met drijver, de lengte van de kabel van de drijver regelen
ten opzichte van het minimum- en maximumniveau van het water (zie DEEL
2). Controleren of de automatismes van de installatie niet meer opstartingen
per uur veroorzaken dan beschreven in FIG. 8 voor de oppervlaktepompen,
en in DEEL 2 voor de dompelpompen.
9. GEBRUIK EN OPSTARTEN
DE ELEKTRISCHE POMP NOOIT ZONDER WATER LATEN FUNC-
TIONEREN: HET GEBREK AAN WATER VEROORZAAKT ERNSTI-
GE SCHADE AAN DE INTERNE ONDERDELEN.
9.1. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
NL
a) Onze elektrische oppervlaktepompen zijn ontworpen voor werking in
plaatsen waar de omgevingstemperatuur niet hoger is dan 40°C en
de hoogte boven zeeniveau 1.000 m niet overschrijdt;
b) onze elektrische pompen mogen niet worden gebruikt in zwembaden
of vergelijkbare plaatsen;
c) het langdurig functioneren van de elektrische pomp met een gesloten
persleiding kan schade wegens oververhitting veroorzaken;
d) Schakel de motorpomp niet meer dan 50.000 keer per jaar in en uit.
Als de pomp meer dan 50.000 keer per jaar in- en uitgeschakeld
wordt, kan de levensduur verkort worden en bestaat er een risico op
voortijdig defect raken van de pomp. Zie ook hoofdstuk 8 voor het
maximale aantal in- en uitschakelingen per uur;
e) in geval van het wegvallen van de spanning is het een goede gewoonte
om het elektrische voedingscircuit te onderbreken;
f) Selecteer de pomp zodat deze dichtbij het beste efficiëntiepunt werkt,
ten minste tussen het minimale en maximale nominale debiet.
9.2. OPSTARTEN
a) De pomp twee of drie keer opstarten om de conditie van de installatie
te testen.
b) zorg een paar keer voor plotselinge drukvermeerdering aan de
perszijde;
c) controleer of het niveau van geluid, vibraties, druk en elektrische
spanning normaal is.
9.3. AFZETTEN
a) De watercirculatie aan de perszijde geleidelijk onderbreken, om overdruk
door leidingslag te vermijden in de leidingen en in de pomp;
b) Onderbreek de elektrische voeding.
10. ONDERHOUD EN REPARATIE
Het wordt enkel aanbevolen de normale werking regelmatig te controleren,
en in het bijzonder aandacht te schenken aan het eventueel ontstaan van
abnormale lawaaierigheid en vibraties en, voor de oppervlaktepompen,
aan eventueel lekken van de sleepringafdichting.
De voornaamste en meest voorkomende speciale onderhoudswerkzaam-
heden zijn over het algemeen de volgende:
− vervanging van de sleepringafdichting
− vervanging van de dichtingsringen
− vervanging van de lagers
36
− vervanging van de condensoren
Wanneer de OPPERVLAKTEpomp lange tijd niet wordt gebruikt, is het
aan te raden deze geheel te ledigen door de afvoer- en de vulstoppen te
verwijderen, goed met schoon water te wassen, en vervolgens opnieuw
te ledigen, om te voorkomen dat er binnenin waterresten achterblijven.
Deze handelingen moeten altijd worden uitgevoerd waneer er vorstgevaar
bestaat, om breuken in de componenten van de pomp zelf te vermijden.
Wat betreft de dompelpompen kan de eventuele vervanging van de
stroomtoevoerkabel alleen worden uitgevoerd door het servicecentrum.
10.1. STORINGEN ZOEKEN
OPGETREDEN
OORZAAK
STORING
Gebrek aan stroom
Stekker niet
ingestoken
Verkeerde elektrische
aansluiting
DE POMP
FUNCTIONEERT
Automatische schake-
NIET
laar terug gesprongen
de motor
of zekeringen verbrand
draait niet
Drijver geblokkeerd
Thermische beveiliging
geactiveerd (éénfasig)
Vermindering span-
ning op elektriciteitslijn
Filter/aanzuigopening
verstopt
DE POMP
Voetklep geblokkeerd
FUNCTIONEERT
NIET
De motor draait
Pomp zuigt niet aan
Te lage druk
Te kleine
installatie
Installatie
verontreinigd
Waterniveau te laag
DE POMP
FUNCTIONEERT
met verminderde
Verkeerde draairichting
kracht
(alleen driefasig)
Verkeerde voedings-
spanning
Lekken in de leidingen
Te hoge druk
DE POMP STOPT NA
Temperatuur vloeistof
KORT
te hoog
FUNCTIONEREN
activering
van de thermische
Intern defect
beveiliging
OPLOSSING
Meterkast controleren
Elektrische aansluiting
op de lijn controleren
Aansluitkast en elek-
trisch schakelbord
controleren
De schakelaar in nor-
male stand terugzetten
of de zekeringen ver-
vangen en de oorzaak
controleren
Controleren of de drijver
het niveau ON bereikt
Reset zich automatisch
(alleen éénfasig)
Wachten op herstel
Filter/opening reinigen
De klep reinigen en
de werking ervan con-
troleren
Giet de pomp aan
Terugslagklep in toe-
voer controleren
Vloeistofniveau con-
troleren
De afsluitklep van de
toevoer smoren
De installatie opnieuw
berekenen
De leidingen, de
kleppen en de filters
reinigen
De pomp uitzetten of
de voetklep onder-
dompelen
De twee draden om-
wisselen
De pomp van stroom
voorzien volgens de
spanning op het type-
plaatje
De verbindingen con-
troleren
De installatie opnieuw
berekenen
De temperatuur over-
schrijdt de technische
grenzen van de pomp
De dichtstbijzijnde
dealer raadplegen