BEDIENING
OPMERKING: Illustraties en pictogrammen
beginnen op pagina 2.
Plaats van de bedieningselementen
(Figuur 5)
Bediening van de mesrotatie (1): Gebruik om
de mesrotatie in werking te zetten en te stoppen.
Rempedaal (2): Gebruik het rempedaal om snel
te stoppen.
Lichtschakelaar (3): De lichtschakelaar is het
eerste gedeelte van de ontstekingsschakelaar.
Draai, terwijl de motor loopt, de sleutel in de
stand voor het licht.
Ontstekingsschakelaar (3): Gebruik de ontste-
kingsschakelaar om de motor te starten en te
stoppen.
Snelheidspedaal (4): Gebruik het snelheidspe-
daal om de snelheid of de rijrichting van de ma-
chine te veranderen.
Hoogte-instellingshendel (5): Gebruik de
hoogte-instellingshendel om de maaihoogte in te
stellen.
Handrem (6): Trek de handrem aan als u de
bestuurdersplaats verlaat.
Gashendel (7): Gebruik de gashendel om de
snelheid van de motor te verhogen of te verlagen.
Automatische aandrijvingsontkoppeling (8):
Gebruik de automatische aandrijvings-ontkop-
peling om de transmissie te ontkoppelen. Deze
bevindt zich onder de stoel.
Assessoires
Deze machine kan gebruikt worden met meer-
dere assessoires. Deze machine kan een ga-
zonveger, beluchter of zaaigoedverdeler
trekken. Hij is echter niet geschikt om assessoi-
res te trekken die met de bodem in aanraking
komen, zoals een ploeg, eg of cultivator.
Het maximale gewicht voor aanhangassessoires
is 113 kg.
Gebruik van de gashendel (Figuur 5)
Gebruik de gashendel (7) om de snelheid van
de motor te verhogen of te verlagen.
1. De FAST stand is met een streepje gemar-
keerd. Zet de gashendel in de FAST stand
voor normaal gebruik en wanneer u een gra-
sopvangzak gebruikt. Met de motor in de
FAST stand wordt deze het best gekoeld en
de accu maximaal opgeladen.
2. De regelateur is in de fabriek optimaal afge-
steld. Verander de instelling niet om de motor
sneller te laten draaien.
Bediening van de mesrotatie (Figuur 5)
Gebruik deze hendel om de mesrotatie (1) in
werking te zetten en te stoppen.
1. Voordat u de motor aan zet, moet u zich er-
van vergewissen dat de mesrotatiehendel
(1) in de DISENGAGE stand staat.
2. Zet de mesrotatiehendel (1) in de ENGAGE
stand om de messen te laten draaien.
F-050744L
OPMERKING: Als de motor afslaat terwijl
u de mesrotatie probeert aan te zetten, is
het stoelcontact niet gesloten. Zorg er-
voor dat u midden op de stoel zit.
3. Zet de mesrotatiehendel (1) in de DISEN-
GAGE stand om de messen te laten stoppen
met draaien. Zorg ervoor dat de messen vol-
ledig stil staan voordat u de bestuurder-
splaats verlaat.
4. Zet de mesrotatiehendel (1) in de DISEN-
GAGE stand voordat u een trottoir of een
weg over steekt.
WAARSCHUWING: houd altijd uw
handen en voeten uit de buurt van
de messen, de uitworpopening en
de motorbehuizing als de motor draait.
Bedienen van de snelheidspedaal
(Figuur 5)
Het aandrijfsysteem gebruikt een hydrostatische
automatische transmissie. De hydrostatische
transmissie is gemakkelijk te bedienen. Dit soort
aandrijving heeft geen pook of een koppelings-
pedaal nodig.
De snelheid en rijrichting kunt u beide met het
snelheidspedaal (4) bedienen met uw rechter
voet. Gebruik het linkse rempedaal niet tijdens
normaal gebruik. Dit pedaal is alleen voor snel
stoppen tijdens noodgevallen.
Voorwaarts rijden
1. (Figuur 20) De automatische aandrijvings-
ontkoppeling (1) moet in de DRIVE stand
(2) staan.
2. Haal langzaam uw linker voet van het rempe-
daal af.
3. Zet de gashendel in de FAST stand.
4. (Figuur 19) Trap het snelheidspedaal (1)
langzaam in (4), totdat u de gewenste snel-
heid heeft bereikt.
5. Trap het snelheidspedaal (1) langzaam ver-
der in om de snelheid te verhogen. Laat het
snelheidspedaal (1) langzaam opkomen om
de snelheid te verlagen.
Achteruit rijden
1. Kijk eerst achter u.
2. Duw het snelheidspedaal (1) langzaam in
REVERSE (achteruit)stand (2).
Veranderen van rijrichtings
LET OP! Gebruik alleen het snelheidspedaal
om van rijrichting te veranderen en niet het
linker rempedaal.
1. Haal langzaam uw voet van het snelheids-
pedaal (1) af. Het snelheids-pedaal (1) zal
automatisch in de NEUTRALE stand (3)
gaan staan.
2. Nadat de machine gestopt is kunt u lang-
zaam het snelheidspedaal (1) in de gewen-
ste stand zetten.
Ontkoppelen van de transmissie
(Figuur 20)
Ten einde de machine te duwen, moet u de au-
tomatische aandrijvingsontkoppeling (1) ge-
bruiken om de transmissie te ontkoppelen. De
automatische aandrijvingsontkoppeling (1)
bevindt zich onder de stoel.
1. De motor moet uit staan.
47
2. Klap de stoel omhoog. De automatische
aandrijvingsontkoppeling (1) bevindt zich
onder de stoel.
3. Zet de automatische aandrijvingsontkoppe-
ling (1) in de PUSH-stand (3). De transmis-
sie is nu ontkoppeld en de machine kan
geduwd worden.
OPMERKING: In koud weer is de olie in de
transmissie erg visceus, hetgeen duwen
moeilijk maakt.
4. Zet de automatische aandrijvingsontkoppe-
ling (1) vrij om de koppeling in te schakelen.
De transmissie is nu ingeschakeld en klaar
om te werken.
Gebruik van de handrem (Figuur 5)
1. Trap het rempedaal (2) volledig in.
2. Trek de handrem (6) omhoog.
3. Haal uw voet van het rempedaal (2) af en
laat de handrem (6) weer los. Vergewis u
ervan dat de handrem de machine op zijn
plaats houdt.
4. Om de handrem (6) los te zetten, moet u het
rempedaal (2) volledig intrappen. De hand-
rem zal automatisch los komen.
WAARSCHUWING: Voordat u van
de bestuurdersplaats afstapt, moet
u de handrem aantrekken, de mes-
bedieningshendel in de DISENGAGE stand
zetten, de motor afzetten en het contact-
sleuteltje verwijderen.
Instellen van de maaihoogte (Figuur 5)
Om de maaihoogte te veranderen, moet u de
hoogte-instellingshendel (5) als volgt omhoog
of omlaag bewegen:
1. Duw de hoogte-instellingshendel (5) naar
voren om de maaibehuizing te laten zakken
en naar achteren om de maaierbehuizing
omhoog te brengen.
2. Als u over een trottoir of weg rijdt, moet u de
hoogte-instellingshendel (5) in de hoogste
stand zetten en de mesbedieningshendel in
de DISENGAGE stand zetten.
De machine tot stilstand brengen
(Figuur 5)
1. Haal langzaam uw voet van het snelheids-
pedaal (4) af. Het snelheids-pedaal (4) zal
automatisch in de NEUTRALE stand gaan
staan en de machine zal tot stilstand komen.
2. Zet de mesbedieningshendel (1) in de DI-
SENGAGE stand.
3. Trek de handrem (6) aan.
WAARSCHUWING: Vergewis u
ervan dat de handrem de machine
op zijn plaats houdt.
4. Zet de gashendel (7) in de SLOW stand.
5. Zet de motor af door het contactsleuteltje
(3) naar de OFF stand te draaien en verwij-
der het.
Transporteren van de machine
Volg de stappen hieronder om de machine te
transporteren.
1. Zet de mesbedieningshendel in de DISEN-
GAGE stand.
NL