8. Het rooster installeren
SLP-2ALW (Voor SLZ-KA·VAL(2))
Fig. 8-11
9. Proefdraaien
SLP-2ALW (Voor SLZ-KA·VAL(2))
Fig. 9-1
54
A Noodwerkingsschakelaar (verwarmen)
B Noodwerkingsschakelaar (koelen)
C Bedieningslampje
8.5. Het inlaatrooster installeren (Fig. 8-11)
• Voer de procedure beschreven in "8.2. Voorbereidingen voor het bevestigen van
het rooster" in omgekeerde volgorde uit voor de installatie van het inlaatrooster en
het hoekpaneel.
A Koelstofl eidingen van de hoofdunit
B Afvoerleiding van de hoofdunit
C Hoekpaneel
* Kan in elke positie worden geïnstalleerd.
D Fabrieksinstellingen van hendels op inlaatrooster
* De klemmen kunnen in elk van de vier posities worden geïnstalleerd.
E Ontvanger (Voor SLZ-KA·VAL(2))
8.6. Controleren
• Zorg dat er geen opening is tussen de unit en het rooster en ook niet tussen het
rooster en het plafond. Als er een opening ontstaat tussen de unit en het rooster of
tussen het rooster en het plafond, kan dit leiden tot condensvorming.
• Zorg ervoor dat de kabels goed zijn aangesloten.
9.1. Voordat u gaat proefdraaien
► Controleer nadat u het installeren van de binnen- en buitenunits en de lei-
dingen en elektrische bedrading hebt geïnstalleerd of de unit geen koelstof
lekt, de aansluitingen nog goed zijn aangesloten en de polariteit juist is.
► Meet de impedantie tussen de aansluitblokken voor de voedingskabel (L, N,
) op de units en de aarde met een megohmmeter van 500 V en controleer
of deze gelijk of groter is dan 1,0 M.
9.2. Test
9.2.1. Voor de draadloze afstandsbediening (Fig. 9-1)
Meet de impedantie tussen het aansluitblok voor de voedingskabel op de buitenunit
en de aarde met een megohmmeter van 500 V en controleer of deze gelijk of groter
is dan 1,0 M.
• Controleer of de draden correct zijn aangesloten voordat u proefdraait.
Wanneer de draden niet correct zijn aangesloten, werkt de unit niet correct of kan
de zekering doorbranden waardoor de unit niet meer functioneert.
• Voer de test uit volgens de volgende procedure.
Procedure
1 Druk minimaal 3 seconden op knop
Inspecteer de aansluitingen van de verbindingskabel tussen binnenunit en bui-
tenunit wanneer het bedieningslampje C elke halve seconde knippert.
• Controleer of de schoepen goed werken wanneer koele lucht wordt uitgeblazen.
2 Druk nogmaals op de knop om de unit uit te schakelen.
3 Druk minimaal 3 seconden op knop
Controleer dat warme lucht wordt uitgeblazen.
• De ventilator van de binnenunit werkt mogelijk niet aan het begin van het verwarmen
om te voorkomen dat koude lucht wordt uitgeblazen. Wacht geduldig een aantal
minuten af totdat de temperatuur van de warmtewisselaar stijgt en de warme lucht
wordt uitgeblazen.
4 Druk nogmaals om het uit te schakelen.
De ontvangst van het (infrarode) signaal van de afstandsbediening controleren
Druk op de knop ON/OFF op de afstandsbediening en controleer dat er een elek-
tronisch geluid wordt weergegeven door de binnenunit. Druk nogmaals op de knop
ON/OFF om de airconditioner uit te schakelen.
Noodwerking (wanneer de draadloze afstandsbediening kwijt is)
De noodwerking kan worden gestart door te drukken op de knop B/A (koeling/verwar-
ming). Nadat eenmaal op de knop is gedrukt, wordt de noodwerking van de unit gestart
met een vaste temperatuur van 24°C in de koelmodus of de verwarmmodus.
Opmerking:
• De noodwerking stopt niet automatisch.
• Hoewel de thermostaat tijdens de test wordt ingeschakeld, wordt de temperatuur
tijdens noodwerking ingesteld op 24°C en werkt de thermostaat volgens de kamer-
temperatuur.
De bedieningsopdrachten voor de test en de noodwerking worden doorgegeven
door de afstandsbediening wanneer de binnenunit wordt ingeschakeld met de
afstandsbediening.
Wanneer de compressor wordt uitgeschakeld, wordt de herstartblokkering ingescha-
keld om te voorkomen dat de compressor binnen drie minuten wordt ingeschakeld.
Dit beschermt de airconditioner.
B om het koelen te starten.
A om het verwarmen te starten.