Schakelhendel aandrijving is in de stand
0/R gezet:
Deze instelling wordt gekozen bij het
starten van de verbrandingsmotor, bij het
stilstaan van de motorhak met draaiende
verbrandingsmotor of bij het gebruik van
de aftakas (
9.1).
Schakelhendel aandrijving is in de stand 1
gezet:
Deze instelling wordt gekozen voor een
langzame voorwaartse aandrijving.
0478 404 9603 A - NL
Schakelhendel aandrijving is in de stand 2
gezet:
Deze instelling wordt gekozen voor een
snelle voorwaartse aandrijving.
Druk voor het instellen van de
snelle voorwaartse aandrijving de
schakelhendel aandrijving naar
links en schuif deze vervolgens
naar voren.
8.4 Wielaandrijvingshendel
Door het bedienen van de
wielaandrijvingshendel wordt bij draaiende
verbrandingsmotor de aandrijving aan- of
afgekoppeld – de aandrijfas begint te
draaien of wordt gestopt.
Met de wielaandrijvingshendel zet de
motorhak zich, bij bodemcontact en bij
gemonteerde stervormige hakmessen of
loopwielen in beweging.
De wielaandrijvingshendel is uit
veiligheidsoverwegingen mechanisch
geblokkeerd tegen onbedoeld
inschakelen. (
10.1)
Voorkom schade aan het
apparaat!
Bedien de wielaandrijvingshendel
snel en krachtig, laat deze niet in
half ingedrukte positie staan.
Wielaandrijvingshendel bedienen:
● 1 Druk de ontgrendelingshendel (1)
tot aan de aanslag en houd deze vast.
● 2 Druk de wielaandrijvingshendel (2)
krachtig tot aan de aanslag en houd
deze vast.
● Laat de ontgrendelingshendel (1) los.
De aandrijving is ingeschakeld en de
aandrijfas draait.
● 3 Aandrijving uitschakelen:
Laat de wielaandrijvingshendel (2) los.
153