–
De twee zeskantschroeven M8x30 (1) (uit de gereedschapszak) met erop
geschoven borgringen (2) van buiten door duwboom en boombevestiging steken
en vastschroeven C1 .
Er kunnen twee verschillende hoogtes van de duwboom worden ingesteld.
Aanwijzing
Bij het klappen van het onderste deel van de duwboom erop letten, dat de
bowdenkabels niet schuin lopen.
–
Op de beide bovenste bouten voor de bevestiging telkens eerst een gewelfde
schijf (3) en een afstandsbus (4) schuiven en deze vastschroeven met een
zeskantmoer (5) C1 (uit de gereedschapszak).
–
Nu het bovenste deel van de duwboom omhoog tillen (6). Als het bovenste en
onderste deel op één niveau liggen, de gerande moeren (7) met de hand
vastdraaien E1 .
BELANGRIJK
Bij het omhoog tillen van het bovenste deel van de duwboom erop letten, dat
de bowdenkabels niet worden ingeklemd.
VOORZICHTIG
Bij de activering van de hoogteverstelling van de duwboom kan bij het losdraaien van
de zeskantmoeren (5) C1 (maar zo ver losdraaien, dat de duwboom vrij kan worden
bewogen) en de bevestigingsschroeven (1) C1 tussen onderste deel van de duwboom
en de bevestiging ervan de duwboom onverwacht omslaan. Bovendien kunnen er
drukplaatsen met pletgevaar ontstaan tussen het onderste deel van de duwboom en
de bevestiging/behuizing. Er bestaat verwondingsgevaar!
BELANGRIJK Let erop, dat de kabel bij het uit elkaar- en dichtklappen van de
stuurbomen niet ingeklemd, bekneld, verdraaid of overstrekt kan worden! De
kabel altijd aan van de buitenkant van de boomverbinding leiden. Een
beschadigde kabel kan tot een technisch defect van de machine leiden.
Montage van de startstang (Afbeelding L1 )
–
Startkabelhouder (1) uit de gereedschapszak nemen.
–
Moer zo ver eruit draaien, dat de beide helften over de duwboom kunnen worden
geschoven.
–
Op de bovenste duwboom zit een sticker (2) voor de positionering van de
startkabelhouder.
OPGELET
Om veiligheidsredenen mag de startkabelhouder alleen in de opgegeven
positie worden gemonteerd.
–
Schakelbeugel motorstop (3) op het bovenstuk van de duwboom (4) indrukken en
vasthouden, de startkabel (5) uittrekken en in de startkabelhouder leiden.
–
De beide helften samenvoegen (6), moer weer vastdraaien. Zo wordt verhinderd
dat de startkabel eruit springt.
De startkabelhouder moet zo gemonteerd/uitgericht worden, dat de startkabel vrij
loopt en niet tegen andere delen aanwrijft.
Opvangzak aan de maaier hangen (Afbeelding R1 + S1 )
–
Het frame van de opvangzak met de beugel vooraan in het opvangdoek plaatsen.
Erop letten dat de beschermhoeken van het opvangdoek de achterste hoeken van
het frame van de opvangzak omhullen. De bovenste naden van het opvangdoek
aan de beugel uitlijnen.
–
De profielen van de opvangzak op de stangen van het frame drukken R1 .
–
De uitwerpklep van de maaier naar boven openen.
–
Til de opvangzak op met de draaggreep, plaats de schans (1) R1 aan de opening
van de opvangzak en hang deze met zijn beide zijdelingse haken boven in de
maaierbehuizing S1 .
–
De uitwerpklep op de opvangzak klappen.
Instellen van de maaihoogte (Afbeelding I )
–
Aan elk wiel de hendel (1) naar het wiel toe trekken en na zijdelings verschuiven
weer arrêteren in de gewenste positie.
–
Alle vier de hendels moeten in dezelfde positie staan!
VOORZICHTIG
Bij het instellen van de snijhoogte de stelhendel vastpakken zoals voorgesteld in
afbeelding I . Daardoor wordt verhinderd dat de hand bij het instellen wegglijdt
met verwondingen als gevolg.
BELANGRIJK
Het maaien op de laagste snijhoogte mag alleen gebeuren op vlakke en gladde
gazons!
Gelieve er rekening mee te houden dat de onderste snijhoogte-instellingen alleen
bij optimale omstandigheden gebruikt mogen worden. Als u de snijhoogte te laag
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
kiest, dan kan de grasnerf beschadigd en onder bepaalde omstandigheden zelfs
vernield worden.
Behalve de snijhoogte beïnvloedt ook de rijsnelheid het snijbeeld en
opvangresultaat. Snijhoogte en rijsnelheid aanpassen aan de hoogte van het te
snijden gras, indien nodig de rijaandrijving niet inschakelen.
9 VOOR DE EERSTE INGEBRUIKNEMING
Alle schroefverbindingen en de bougiestekker controleren op goede bevestiging. De
schroeven eventueel aandraaien! Met name de bevestiging van de mesbalk moet
gecontroleerd worden (zie hiervoor hoofdstuk „Onderhoud van de mesbalk").
De bevestigingsschroef van het mes moet altijd door een geautoriseerde vakwerkplaats
worden aangedraaid. Als de messchroef te los of te vast wordt aangedraaid, dan
kunnen meskoppeling en mesbalk beschadigd worden of loskomen, hetgeen zware
verwondingen kan veroorzaken.
De grasmaaier is uitgerust met een motorstop-inrichting.
Vóór de eerste inbedrijfstelling controleren of de veiligheidsschakelbeugel voor de
motorstop foutloos functioneert. Als de schakelbeugel wordt losgelaten, dan moeten
motor en mesbalk binnen drie seconden tot stilstand komen.
De beugel moet na het loslaten in elk geval weer in de in de afbeelding „Beschrijving
van de componenten" getoonde positie terugspringen.
Als dit niet het geval is, dan moet dit onmiddellijk door een geautoriseerde
vakwerkplaats gecontroleerd worden.
Verwondingsgevaar!
Als de nalooptijd van het apparaat groter is, het apparaat niet meer gebruiken en naar
een geautoriseerde vakwerkplaats brengen.
Meten van de nalooptijd
Na het starten van de verbrandingsmotor draait het mes en is een windgeluid hoorbaar.
De nalooptijd komt overeen met de duur van het windgeluid na het afzetten van de
verbrandingsmotor, en deze kan met een stopwatch worden gemeten.
Veiligheids- en bescherminrichtingen van de machine mogen niet gemanipuleerd of
gedeactiveerd worden!
Erop letten dat alle bescherminrichtingen zoals voorgeschreven aangebracht en niet
beschadigd zijn!
Olie bijvullen (Afbeelding Y1 )
BELANGRIJK
Schade vermijden! De motor wordt zonder olie geleverd. De motor moet voor het
starten met olie worden gevuld.
Vóór de eerste start motorolie (hoeveelheid en kwaliteit zie technische gegevens) met
een trechter na de peilstok eraf te hebben geschroefd in deze opening gieten.
–
De maaier parkeren op vlakke ondergrond.
–
Olie langzaam in de vulopening gieten. Niet overvullen. Na het vullen van de olie
eerst enkele minuten wachten en dan pas het oliepeil controleren.
De oliepeilstok aanbrengen en vastschroeven.
–
Oliepeil controleren
Meetstaaf eruit nemen. De peilstok afvegen met een schone doek, weer erin
steken en vastschroeven. Dan de peilstok weer uitnemen en het oliepeil aflezen.
De olie moet tot boven aan de Vol-markering (pijl) staan. Eventueel olie bijvullen.
Het oliepeil mag echter niet boven de Vol-markering liggen.
Meetstaaf weer erin zetten en vastdraaien.
–
Na de eerste vulling het bord „NO OIL" (GEEN OLIE) boven aan de motor
verwijderen.
Brandstof invullen
–
Gebruik als tankvulling alleen verse en schone loodvrije standaard brandstof.
Brandstof met maximaal 10% ethanol is acceptabel.
–
Brandstofkraan moet gesloten zijn A (alleen bij model met hulptank)!
–
Tankdeksel eraf schroeven.
–
Brandstof met een trechter erin doen tot max. onderkant van de vulopening.
–
Tankdeksel erop zetten en vastschroeven.
7
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3