de bladeren volledig afgemaaid worden, wordt het
gazon beschadigd en zal het moeilijker teruggroeien.
Over het algemeen, gelden de volgende aanwijzingen:
• een te laag maainiveau veroorzaakt scheuren en
leegtes in het grasveld, en een "gevlekt" aspect";
• in de zomer, moet het gras hoger gemaaid worden
om te vermijden dat het terrein uitdroogt;
• maai het gras niet wanneer het nat is; dit zou de
werkzaamheid van de snij-inrichting verminderen
omwille van het gras dat eraan vastkleeft en
zou scheuren in het grasveld veroorzaken;
• indien het gras bijzonder hoog is, is het
raadzaam eerst op de maximaal toegestane
hoogte te maaien en vervolgens een tweede
maaibeurt te doen na twee of drie dagen.
6.4.3
Lediging van de opvangzak
Wanneer de opvangzak (afb. 1.H) te vol wordt,
wordt het gras niet meer efficiënt opgevangen
en verandert het geluid van de grasmaaier.
In geval van opvangzak met
signaalinrichting van de inhoud:
1. omhoog (a) = leeg
2. omlaag (b) = vol
Tijdens het werk, wanneer de snij-inrichting in
beweging is, blijft de signaalinrichting omhoog
zolang de opvanzak in staat is het gemaaide
gras te ontvangen; wanneer de inrichting
omlaag gaat, betekent dit dat de de opvanzak
vol is en dat hij geledigd moet worden.
Om de opvangzak te verwijderen en te ledigen:
– Laat de hendel rem motor / snij-inrichting los en
wacht tot de snij-inrichting stil staat (par. 6.5);
• Alleen met zak type "II"
– Til de achterste aflaatbeveiliging op (afb. 10.D).
– De handgreep vastnemen en de opvangzak
verwijderen; de opvangzak rechtop .
6.5
STOPPEN
Om de machine te stoppen:
1.
De hendel rem motor / snij-inrichting
loslaten (afb. 19.A);
2.
Wachten tot de snij-inrichting stilvalt;
De motor kan onmiddellijk na het uitschakelen
zeer warm zijn. Raak de knalpot of de delen
ernaast niet aan. Gevaar op brandwonden.
De machine steeds stoppen;
– tijdens verplaatsingen tussen werkzones;
– bij het oversteken van oppervlaktes zonder gras;
– elke keer wanneer men een
hindernis moet overkomen;
– vooraleer de snijhoogte af te stellen.
– elke keer wanneer u de opvangzak
verwijdert of opnieuw monteert;
– elke keer wanneer u de achterste aflaatdeflector
verwijdert of opnieuw monteert (indien voorzien).
– elke keer wanneer men de zijdelingse aflaatdeflector
verwijdert of opnieuw monteert (indien voorzien).
6.6
NA HET GEBRUIK
1.
Stop de machine (par. 6.5).
2.
Laat de motor eerst afkoelen vóór de machine
in elke willekeurige ruimte op te bergen.
3.
Reinig de machine (par. 7.4).
4.
Controleer of er geen onderdelen los of beschadigd
zijn. Vervang, indien nodig, de beschadigde delen
en draai losgekomen schroeven en bouten aan.
BELANGRIJK Bij de modellen met elektrisch
startcommando met toets, moet men de sleutel of de
accu verwijderen (indien voorzien) elke keer wanneer
men de machine ongebruikt of onbewaakt achterlaat.
7.
GEWOON ONDERHOUD
7.1
ALGEMEEN
De veiligheidsnormen die in acht genomen
moeten worden, zijn beschreven in hfdst. 2.
Neem deze aanwijzingen strikt in acht om
geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
Vooraleer eender welke controle,
reiniging of ingreep voor onderhoud/
afstelling op de machine uit te voeren:
• schakel de motor uit;
• zich ervan verzekeren dat alle bewegende
delen volledig stilstaan;
• wacht tot de motor voldoende afgekoeld is;
• haal de kap van de bougie;
• lees de desbetreffende instructies;
• Draag geschikte kledij, werkhandschoenen
en een beschermende bril.
• De frequenties en de soorten ingrepen zijn
samengevat in de "Tabel Onderhoud". Het doel van
de tabel is om uw machine een optimale conditie
te laten behouden. Hierin staan de voornaamste
ingrepen en de tijden waarop ze uitgevoerd moeten
worden. Voer de desbetreffende handeling uit in
functie van de eerstkomende vervaldatum.
• Het gebruik van niet originele of niet correct
gemonteerde wisselstukken en toebehoren kan
negatieve gevolgen hebben op de werking en de
veiligheid van de machine. De fabrikant wijst alle
aansprakelijkheid af in geval van schade, letsels
of ongevallen veroorzaakt door die producten.
• De originele wisselstukken worden geleverd door de
geautoriseerde dienstencentral en wederverkopers.
BELANGRIJK Alle werkzaamheden voor
onderhoud en afstelling die niet in deze handleiding
beschreven zijn, moeten uitgevoerd worden door uw
Wederverkoper of door een gespecialiseerd Centrum.
NL - 9