Descargar Imprimir esta página

Danfoss TL3F Guia De Inicio Rapido página 9

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 7
Vacumeren (N2, T2, A01, A02 en A04)
Fig. 2 De hierna vermelde procedure is gebaseerd op de
afgebeelde uitrusting.
1. Zuigafsluiter
2. Afvoerafsluiter
3. Aansluiting zuigzijde
4. Afsluiter vacuümpomp
5. Afsluiter vulcilinder
6. Aansluiting afvoerzijde
7. Afsluiter afvoerzijde
8. Afsluiter zuigzijde
9. Aansluiting vacuümpomp
1 0. Aansluiting vulcilinder
Verbind de zuigleiding met de zuigafsluiter (1) van het ag-
gregaat.
Verbind de zuigleiding via de filterdroger op de afvoeraf-
sluiter (2).
Verbind aansluiting (3) tussen de manifold en de service-
aansluiting van de zuigafsluiter (1).
Verbind aansluiting (6) tussen de manifold en de service-
aansluiting van de afvoerafsluiter (2).
Verbind aansluiting (9) tussen de vacuümpomp en de ma-
nifold (4).
Verbind aansluiting (10) tussen de vulcilinder en de mani-
fold (5).
Verwijder de sluitkappen op de spindels van beide afslui-
ters (1 en 2).
Open de afsluiters (4), (7) en (8). Open de afsluiters (1) en
(2) voor de helft. Start de vacuümpomp.
Vacuümpompen die gebruikt worden in systemen waarin
een chloorhoudend koudemiddel toegepast wordt, kun-
nen niet op R 134a en R 404A/R 507 systemen gebruikt
worden. Alleen vacuümpompen die Polyolester olie be-
vatten, mogen gebruikt worden op systemen die koude-
middelen met FCKW, HFCKW en HFKW bevatten. (Neem
hierover contact op met uw pomp-leverancier).
Vacumeren (T0)
Het vacumeren gebeurt via de procesaansluiting van de
compressor nadat het koelcircuit volledig aangesloten is.
Zet ruimschoots tijd af voor het vacumeren omdat het uit-
sluitend vanaf de lagedrukzijde gebeurt, tenzij extra
maatregelen getroffen zijn om het vacumeren te versnel-
len.
Vacuümpompen die al gebruikt werden in systemen
waarin een koudemiddel toegepast was dat chloor bevat-
te, mogen niet op R 134a en R 404A/R 507 systemen aange-
sloten worden. Alleen vacuümpompen die Polyolester
olie bevatten, kunnen toegepast worden op systemen die
koudemiddelen met FCKW, HFCKW en HFKW bevatten.
(Neem hierover contact op met uw pomp-leverancier).
Elektrische aansluitingen
De elektrische aansluitingen kunnen tijdens het vacume-
ren worden voorbereid. Start de compressor niet voordat
het vacuüm verbroken is. Verwijder het deksel van de
aansluitklemmen. Sluit de leidingen aan.
Starten van het aggregaat is niet mogelijk tenzij een ther-
mostaat (18) op, of een leiding tussen de klemmen 1 of 2
en L (fig. 4-7) is aangesloten.
Fig. 4. Aansluitschema voor P, T, N, F, S.
Fig. 5. Aansluitschema voor SC met CSR (start- en bedrijfs-
condensator)
Fig. 6. Aansluitschema voor TL, FR and SC koelaggregaten
met pressostaat.
Fig. 7. Aansluitschema voor SC koelaggregaten met ge-
combineerde hoge- en lagedrukpressostaten en CSR
(start- en bedrijfscondensator).
11. Hoofdwikkeling
12. Startwikkeling
13. Startrelais
14. Wikkelingbeveiliging
15. Startcondensator
16. Voorbelastingsweerstand
17. Bedrijfscondensator
18. Thermostaat
19. Ventilator
20. Pressostaat
Zet het deksel van de aansluitklemmen terug.
Houd brandbare materialen uit de buurt van elektrische
apparatuur.
Vul met koudemiddel (N2, T0, T2, A01, A02 en A04)
Sluit de vacuümpomp op de manifoldafsluiters af wan-
neer een vacuüm van 0,5 mbar of lager bereikt is.
Herhaal het vacumeerproces indien nodig een of twee
keer en sluit vervolgens alle manifoldafsluiters af.
Sluit de serviceaansluiting van de zuig-afsluiter (1) door
de spindel linksom tot de aanslag te draaien.
Het systeem moet gevuld worden met apparatuur die
niet eerder gebruikt is voor chloorhoudende koudemid-
delen.
Voor aggregaten met afsluiters geldt dat het koudemid-
del altijd in vloeibare vorm via de afvoerafsluiter van de
aggregaat moet worden gedoseerd teneinde vloeistof-
slag bij het starten te voorkomen. Indien toch via de zuig-
zijde gewerkt moet worden, dient met het starten ge-
wacht te worden totdat de druk en temperatuur in het ag-
gregaat vereffend zijn.
Open alleen afsluiters (5) en (7) van de manifold en hou
de anderen gesloten.
Als alle vloeistof naar de afvoerzijde van het aggregaat
verplaatst is, moet de serviceaansluiting van de afvoeraf-
sluiter (2) worden gesloten door de spindel linksom tot de
aanslag te draaien.
Verwijder alle slangaansluitingen.
Zet de wartels met sluitkappen op de manometeraanslui-
tingen (1) en (2).
Zet de kappen op de afsluiterspindels en draai ze vast.
Maximale koudemiddelvullingen
Voor aggregaten met vloeistoftank. Zie fig. 8
Voor aggregaten zonder vloeistoftank. Zie fig. 9
De op de pagina 2 en 3 vermelde koudemiddelen moeten
worden gebruikt.
Het verdient aanbeveling het systeem uitsluitend met de
voor de juiste werking benodigde hoeveelheid koude-
middel te vullen.
Voor koelsystemen met capillaire buizen moet de vulling
aan het specifieke type systeem worden aangepast.
De bedrijfsvulling mag de capaciteit van de condensator
en vloeistoftank nooit overschrijden.
Vermijd buitensporig koudemiddel vullen!
Carterverwarming
Als de maximale hoeveelheden koude-middel in T0, T2,
A01, A02, A04 of T0 aggregaten niet kunnen worden aan-
gehouden, dient een carter-verwarming of een "pomp-
uitoverbrenging" toegepast te worden. De carterverwar-
ming moet direct boven de lasnaad geplaatst worden.
De carterverwarming zal de olie in de compressor tijdens
perioden van stilstand op temperatuur houden. Als het
systeem voor langere tijd niet in bedrijf is geweest, moet
de carterverwarming al 2 à 3 uur voor de start worden in-
geschakeld.
De volgende carterverwarmingen worden aanbevolen
TL en FR: 35 W (codenr. 192H2095)
SC: 55W (codenr. 192H2096)
Koude start
Laat de compressor een temperatuur boven 10°C aanne-
men alvorens voor de eerste keer te starten Eventuele
startproblemen door te hoge viscositeit van de olie wor-
den hierdoor voorkomen.
Bij lagere temperaturen bestaat de mogelijkheid dat de
wikkelingbeveiliging gaat uitschakelen totdat de olievis-
cositeit wordt verlaagd.
Zie tevens "Carterverwarming".
Start nooit tijdens het vacumeren!
Wikkelingbeveiliging
De compressors zijn voorzien van een ingebouwde wikke-
lingbeveiliging. Als de beveiliging de compressor uitscha-
kelt omdat de compressor koud is, zijn ongeveer 5 minu-
ten nodig voordat de beveiliging weer kan resetten.
Gebeurt de uitschakeling bij een warme compressor
(compressorhuis meer dan 80°C), dan kan het tot 45 mi-
nuten duren voordat de beveiliging weer kan resetten.
Controle van de wikkelingbeveiliging
In geval van compressorstoring dient de weerstand direct
over de spanningsinvoer te worden gemeten, teneinde na
te gaan of de storing het gevolg is van beschadiging aan
de motor of dat het een tijdelijk uitschakelen door de wik-
kelingbeveiliging betreft.
Fig. 3. De plaats van de motorbeveiliging in het elektrisch
circuit.
1 1. Hoofdwikkeling
1 2. Startwikkeling
1 4. Wikkelingbeveiliging
Als een weerstandmeting een verbinding via de motor-
wikkeling tussen de punten K en S van de spanningsin-
voer aangeeft, waarbij tevens een onderbreking tussen de
punten K en F of tussen S en F wordt gesignaleerd, duidt
dit op uitschakeling door de wikke-lingbeveiliging. Wacht
daarom tot de wikke-lingbeveiliging weer reset.
Belangrijke tips voor service en veiligheid
De filterdroger altijd vervangen als een systeem geopend
is geweest.
Blaas het systeem met droge stikstof schoon alvorens te
solderen.
Wanneer het koudemiddel uit een defect systeem wordt
verwijderd, moet dit worden opgeslagen in een daarvoor
bestemde cilinder zonder dat het wordt gemengd met
een ander koudemiddel.
Zie ook "Installatie".
De condensator en heel de koelaggregaat moeten regel-
matig gereinigd worden.
De aangegeven onderhouds- en reinigingsintervallen
moeten worden nageleefd.
Met componenten onder druk werken is gevaarlijk.
Pas op hete en extreem koude componenten. Pas op be-
wegende componenten (bv. ventilatoren).
Zorg voor voldoende ventilatie.
Controleer of de ventilator feilloos werkt.
De door de fabrikant aangegeven toepassingsgrenzen
moeten worden aangehouden.
Indien drukregeling aangegeven is, moet deze door de
vakman geïnstalleerd worden.
De werkomstandigheden moeten bewaakt worden om
een perfecte werking te garanderen.
Controleer dat de afsluiters (op de zuig- en afvoerzijde)
volledig open staan.
Zorg ervoor dat aan EN 378 beantwoord wordt.
Indien geforceerde ventilatie vereist is, moet dit duidelijk
blijken (bv. door een label).
Nooit in een agressieve, vochtige of stoffige omgeving
starten.
Installeer nooit in ruimten waar ontvlambaar gas of hier-
op werkende installaties aanwezig zijn.
PED (Richtlijn Drukapparatuur 97/23EG)
Koelaggregaten zijn geen "units" volgens de Richtlijn
Drukapparatuur.
De unit/installatie waarin de koelaggregaat gemonteerd
is of deel van uitmaakt, moet in overeenstemming zijn
met de Richtlijn Drukapparatuur.
SUOMEKSI
Asennusohjeet koskevat puhallinjäähdytteisiä kom-
pressorikoneikkoja sivulla 2 mainituille kylmäaineille.
Rakenne N0/A00
Rakenne, jossa on juotosliittimet, on tarkoitettu käytettä-
väksi kapillaariputkella varustetuissa kylmäjärjestelmissä.
Siinä on suojakaasuna helium/kuivailma. Sekä tyhjöimun
että täyttämisen suhteen koneikkoja käsitellään kuten
kompressoreja.
Rakenne N2
Rakenne, jossa on varaaja, mutta kaksi sulkuventtiiliä ja
suojakaasuna helium/kuiva ilma, on tarkoitettu käytettä-
väksi kapillaariputkella varustetuissa kylmäjärjestelmissä.
Sekä tyhjöimun että täyttämisen suhteen koneikkoja
käsitellään kuten kompressoreja.
Rakenne T2/A01 ilman varopressostaattia
Rakenne ilman varopressostaattia on varustettu varaajalla,
kahdella sulkuventtiilillä ja suojakaasuna siinä on helium/
kuiva ilma. Se on tarkoitettu käytettäväksi kylmäjärjestel-
missä, joissa on paisunta-venttiili.
Kylmäainevaraaja on hyväksytty maks. 32 barin käyttöpai-
neelle. (ks. varaajan tyyppi-kilpeä) ja siinä on HP-merkintä.
Koneikot toimitetaan British Standard 1608 mukaisella ja
UL-hyväksytyllä (UL-merkintä lisäkilvessä) sulakevarok-
keella, joka tulipalossa laukeaa 150°C:ssa.
Rakenne T2/A02/A04, jossa on varopressostaatti
Rakenne, jossa on varopressostaatti, on varustettu varaa-
jalla, kahdella sulku-venttiilillä ja suojakaasuna siinä on
helium/kuiva ilma.
Koneikoissa on yhdistetty suur- ja pien-painepressostaatti
malli KP17W,KP17WB tai suur-painepressostaatti malli
KP7W.
Pressostaatit KP17W/KP17WB ja KP7W täyttävät turvalli-
suusnormin EN 378-2.
Suurpainepressostaatit on asetettu katkaisemaan 18 barin
/ R 134a ja 27 barin / R 404A paineella.
Pressostaattien pienpainepuoli katkaisee 0 barin paineella
(tehdasasetus). Osoitukset bareina ylipainetta (P
Rakenne T0 ilman varopressostaattia
Rakenne ilman varopressostaattia on varustettu varaajalla
ja suojakaasuna siinä on helium/kuiva ilma. Se on tarkoi-
tettu käytettäväksi kylmäjärjestelmissä, joissa on paisun-
taventtiili ja siinä on juotosliittimet.
Kylmäainevaraaja on hyväksytty maks. 32 barin käyttöpai-
neelle. (ks. varaajan tyyppi-kilpeä) ja siinä on HP-merkintä.
Koneikot toimitetaan British Standard 1608 mukaisella ja
UL-hyväksytyllä (UL-merkintä lisäkilvessä) sulakevarok-
keella, joka tulipalossa laukeaa 150°C:ssa.
Rakenne T0, jossa on varopressostaatti
Rakenne, jossa on varopressostaatti, on varustettu varaa-
jalla ja suojakaasuna siinä on helium/kuiva ilma.
Se on tarkoitettu käytettäväksi kylmäjärjestelmissä, joissa
on paisuntaventtiili ja siinä on juotosliittimet.
Koneikoissa on suurpainepressostaatti malli CC.
Asennus
Asennuksen, kunnossapidon ja käyttöönoton saa suorit-
taa vain ammattitaitoinen henkilö!
Kaikki liitännät, i.e. juotos- ja mutteriliitännät, on teetettävä
asiantuntijoilla.
Sivulliset pidettävä poissa työskente-lyalueelta.
Huolehdi riittävästä ilmanvaihdosta.
Mahdolliset kuljetustuet yms. poistetaan.
Kompressorikoneikko asennetaan vaaka-suoraan. Käytä
oikeita putkihalkaisijoita.
Estä tärinät. Vältä tupakointia ja avotulta.
Kylmäaineen poisto ja hävittäminen on teetettävä asian-
tuntijoilla.
Koneikkojen kokoaminen
Laita höyrystimestä tulevat putket valmiiksi liittämistä
varten.
Käytä kuivaussuodatinta, jossa on 3Å mole-cular sieves -
kuivausaine, esim. Danfoss tyyppi DML.
Käytä vain kuivia komponentteja ja estä kosteuden pääsy
järjestelmään.
Järjestelmän komponentit eivät saa sisältää klooria, mine-
raaliöljyä eikä muita öljyjä sisältäviä aineita.
Maksimaalinen sallittu koestuspaine on 32 bar.
Tyhjöimu (N2, T2, A01, A02 ja A04)
Kuva 2. Jäljempänä esitettyjen toimen-piteiden suoritta-
misessa edellytetään käytettävän tässä lueteltuja työväli-
neitä.
1. Imusulkuventtiili
2. Painesulkuventtiili
3. Imupuolen liitäntä
4. Tyhjöpumpun sulkuventtiili
5. Täyttösylinterin sulkuventtiili
6. Painepuolen liitäntä
7. Painepuolen sulkuventtiili
8. Imupuolen sulkuventtiili
9. Tyhjöpumpun liitäntä
10. T äyttösylinterin liitäntä
Yhdistä imujohto koneikon sulkuventtiiliin (1).
Yhdistä imuputki suodatinkuivaimen kautta painesulku-
venttiiliin (2).
).
e
9

Publicidad

loading