Locatie voor Installatie
A
l
Installeer het toestel zo, dat de lucht die door het toestel wordt uitgestoten, niet weer naar binnen kan worden
gehaald (zoals bij kortsluiting door uitgestoten lucht). Zorg ervoor dat er voldoende ruimte rond de unit is voor
onderhoudswerkzaamheden.
l
Wanneer er twee of meer units op een locatie worden geïnstalleerd, moeten zij zo worden geplaatst dat de ene unit
niet de uitgestoten lucht van een andere unit kan binnenhalen.
l
Controleer dat de luchtstroom in of uit de unit niet wordt belemmerd. Verwijder obstakels die de inname of uitstoot
van lucht blokkeren.
l
De locatie moet goed geventileerd zijn, zodat de unit volop lucht kan innemen en distribueren.
l
Geadviseerd wordt de unit te installeren op:-
–
Een plaats waar de vloer het gewicht van de unit kan dragen en geluid en trillingen kan isoleren.
–
Een plaats met voldoende mogelijkheden voor afvoer.
–
Een plaats waar de unit niet kan worden bedolven door sneeuw.
–
Een plaats waar de inlaatopening en uitlaatopening niet blootstaan aan krachtige wind.
–
Een plaats waar de buren geen last hebben van de uitstoot van lucht en het niveau van het geluid van de unit in
werking.
–
De plaats die niet toegankelijk is voor het algemene publiek.
ü
Om de eenheid te installeren met de zuinigheidskit volgt u de aanbevelingen die gegeven werden in onderdeel (B) (iii)
onder het hoofdstuk "OPTIONEEL ACCESSOIRE" in deze handleiding.
Installeer de eenheid niet op een hoogte van 2000 meter.
B
Leidingconstructie
l
Deze unit is voorzien van openingen voor de aanvoer- en retourlucht. De leidingen naar de unit moeten worden
geconstrueerd met leidingfl enzen en direct met fl exibele bevestigingen voor de leidingen worden vastgezet op de
luchtopeningen zodat overdracht van lawaai wordt voorkomen.
l
Ter voorkoming van lekkage van lucht moeten alle naden van leidingen worden gekit.
l
Leidingen in ruimten waar geen airconditioning is, moeten worden geïsoleerd.
l
Leidingen die zijn blootgesteld aan de buitenlucht moeten weersbestendig zijn.
l
Wanneer leidingen een gebouw binnengaan door het dak moet de doorgang weersbestendig worden gemaakt zodat
wordt voorkomen dat regen, zand, stof, enz. het gebouw binnendringen.
l
In de leiding voor de retourlucht moet een fi lter van het juiste formaat worden geïnstalleerd.
INSTALLATIE VAN DE EENHEID
LET OP
13