52
nl
Instelling van de ventilatorspanning (SL-variant)
Voor FAS-420-xx systemen, is de standaard instelling van de ventilatorspanning 6,9 V.
LET OP!
Voor SL -varianten moet jumper BR4 op het moederbord altijd worden verwijderd (zie
Afbeelding 4, Pagina 5).
U mag de jumpers BR1 en BR2 alleen sluiten wanneer het systeem is uitgeschakeld.
Als u de ventilatorspanning hebt gewijzigd, dient u de luchtstroom opnieuw te initialiseren.
De ventilatorspanning op de printplaat voor ventilatorinschakeling op SL -apparaten wordt
ingesteld met de jumpers BR1 en BR2. De standaardinstelling is vetgedrukt.
Ventilatorspanning met FC-2
X = pinpaar overbrugdO = pinpaar open
Aantal meldermodules
Zie Afbeelding 4, Pagina 5.
Het aantal meldermodules is in de fabriek ingesteld, afhankelijk van de modelvariant (jumper
BR1 op het moederbord).
Variant
FAS-420-TP1 / FAS-420-TT1
FAS-420-TP2 / FAS-420-TT2
X = pinpaar overbrugdO = pinpaar open
Installeren van het systeem
AANWIJZING!
-
-
-
-
-
1.
2.
3.
4.
F.U01.029.274 | 4.0 | 2010.12
FAS-420-TP1 | FAS-420-TP2 | FAS-420-TT1 | FAS-420-TT2 | FAS-420-TP1-SL | FAS-420-TP2-SL |
6,5 V
6,9 V
9 V
Bij de keuze van de montageplaats moet er rekening mee worden gehouden dat de
indicatoren van het systeem goed zichtbaar moeten zijn.
Houd er bij het ontwerp rekening mee dat de ventilatoren van het systeem een
geluidsniveau van ongeveer 45 dB(A) produceren.
De luchtuitlaat van het systeem mag niet afgedekt worden. De afstand tussen de
luchtuitlaat en de naastgelegen componenten, bijv. een muur, moet ten minste 10 cm
bedragen.
Het rookaanzuigsysteem kan worden gemonteerd met het aanzuigsysteem omhoog of
omlaag gericht (hiervoor moet de kap van de behuizing 180° gedraaid worden). Als het
aanzuigsysteem naar beneden wordt gericht, dient u ervoor te zorgen dat er geen vuil in
de luchtafvoerleiding komt, die dan naar boven is gericht.
Het rookaanzuigsysteem wordt óf direct tegen de muur vastgeschroefd met het
achterpaneel óf gemonteerd met behulp van de systeemhouder type MT-1, bijv. op
frames (zie Afbeelding 5, Pagina 5: 1 = horizontale installatie , 2 = verticale installatie).
Markeer eerst duidelijk de bevestigingspunten op de montageplaats, die zijn aangegeven
op het systeem. Gebruik de meegeleverde boorsjabloon als hulpmiddel. Om te zorgen
voor een stevige, trillingsarme bevestiging, moet het systeem met vier schroeven (max.
6 mm ? voor wandmontage en max. 4 mm ? voor MT-1 systeemhouders) worden
vastgezet.
Bevestig het systeem stevig aan de muur of op de systeemhouder met vier voor deze
installatiemethode geschikte schroeven. Zorg ervoor dat het apparaat niet onder
mechanische spanning wordt vastgezet en dat de schroeven niet te strak worden
vastgedraaid, anders kan er schade optreden of kunnen er ongewenste resonerende
geluiden ontstaan.
Om oneffenheden te compenseren en/of trillingen te voorkomen moeten (apart te
bestellen) trillingsdempers gebruikt worden.
Druk met een schroevendraaier de benodigde kabelingangen voorzichtig uit de behuizing
(max. 5 x M20 en 2 x M25).
Voorzie de kabeldoorvoer(en) waar nodig van M20- of M25-aansluitingen (2 x M25 en 1 x
M20, meegeleverd) door ze in de desbetreffende kabeldoorvoer(en) te drukken.
Jumper BR1, pinnr. 1+2
O
X
O
Aantal meldermodules
1 meldermodule
2 meldermodules
FAS-420-TT1-SL | FAS-420-TT2-SL
Jumper BR2, pinnr. 1+2
X
O
O
Jumper BR1, pinnr. 1+2
X
O
Bosch Sicherheitssysteme GmbH