Beknopte bedieningshandleiding
11 Beknopte bedieningshandleiding
Een uitvoerige omschrijving vindt
i
u in het hoofdstuk „Vóór de inbe-
drijfstelling" pag. 106 en hoofdstuk
„Inbedrijfstelling" pag. 110
 Beschermgasfles op de installatie plaat-
sen en met veiligheidsketting 1 borgen.
 Schroefkap van de beschermgasfles ver-
wijderen en gasflesklep 32 kort openen
(uitblazen).
 Drukregelaar 13 aansluiten op de be-
schermgasfles.
 Beschermgasleiding 5 van de installa-
tie aansluiten op de drukregelaar en be-
schermgasfles openen.
 Netstekker in het stopcontact steken
 Massakabel aan aansluitbus 10 aanslui-
ten en massaklem aan het werkstuk be-
vestigen.
 Draadaanvoerrollen 25 overeenkomstig
de gekozen lasdraad op de aanvoereen-
heid plaatsen, de aandrukkracht in de
stand 2 zetten.
 Laspistool aan de centrale aansluitbus 11
aansluiten en stroomtip aan de gekozen
lasdraad aanpassen en monteren.
 De lasdraad plaatsen.
 Pistoolschakelaar ingedrukt houden en
hoofschakelaar 9 inschakelen. Magneet-
ventiel wordt ingeschakeld!
 Aan het reduceerventiel de gashoeveel-
heid instellen (vuistregel: draaddiameter x
10 = gashoeveelheid).
 De draadinlooptoets 29 ingedrukt houden
tot de lasdraad op de zwanenhals ca. 20
mm uit het gasmondstuk steekt.
 Met de toets werkingswijze 47 „2-takt" uit-
kiezen.
10.13
 Met de toets kenlijn 50 en de bedienknop
52 de gewenste kenlijn (materiaal-draad-
gas-combinatie) uitkiezen.
 Met de draaiknop 45 de materiaaldikte
van het te verlassen materiaal instellen.
 Pistoolschakelaar ingedrukt houden = las-
sen.
 Pistoolschakelaar loslaten = lassen be-
eindigd.
- 105 -