3.4 Koelsysteem
De TWISTER vacuümpomp zijn vloeistofgekoeld. Men onder-
scheidt:
3.4.1 Doorstroom-koeling
Bij doorstroomkoeling stroomt water continu door de holle ruimten
tussen binnen- en buitenwand van het pomphuis. Uit reden van
veiligheid is het koelsysteem uitgerust met een temperatuur- en
een flow- schakelaar.
Koelwatertoevoer
Spoelgas
Koelgas
3.4.2 Circulatie-koeling
Deze circulatiekoeling kan op twee manieren worden uitgevoerd:
Water/lucht radiator: In de vloeistofkringloop is een thermostaat-
geregelde driewegkraan opgenomen. Deze maakt het mogelijk om
in de aanloopfase van de pomp het koelwater langs de radiator te
voeren totdat de pomp de gewenste temperatuur heeft. Is de pomp
in bedrijf, dan regelt een temperatuurschakelaar de water-
temperatuur terwijl de flowschakelaar de doorstroomhoeveelheid
regelt. Het systeem is voorzien van een kraan voor het vullen, een
expansievat, een veiligheidsventiel en een manometer.
Spoelgas
Koelgas
Water/water radiator: Deze radiator is met de koelwaterinstallatie
van het bedrijf verbonden. Deze externe leiding is voorzien van
een vuilvanger en een thermostaat-gestuurde klep, die in de
aanloopfase van de pomp voorkomt dat de radiator wordt gekoeld,
zodat de pomp snel op de ideale bedrijfstemperatuur kan komen.
De interne vloeistofstroom wordt met een temperatuur- en een
flow- schakelaar geregeld. Het systeem wordt door een kraan met
water gevuld en is naast een expansievat en een veiligheidsventiel
voorzien van een manometer.
Koelwaterafvoer
- 5 -
Spoelgas
Koelgas
3.4.3 Koelen door middel van gas
Dit gas wordt gebruikt om de rotoren en de interne delen van de
pomp, die door compressie zijn verhit, terug te koelen. Omdat deze
temperatuur op kan lopen tot 200° C aan de uitblaaskant van de
pomp, is het noodzakelijk een toestroom van koelgas te realise-
ren om de temperatuur terug te brengen. In de meeste situaties is
het mogelijke met atmosferiche lucht deze koeling te realiseren;
dit is de standaard spoeling. Hiervoor is de pomp voorzien van
een luchtfilter in de koelgas-aansluiting, die zich bij de uitblaas-
zijde van de pomp bevindt.
De koelgashoeveelheid kan variëren afhankelijk van het vacuüm-
niveau. (zie tabel blz. 4).
Noot: De VSB 120 kan zonder koelgas functioneren.
Keuze koelgas:
1. Standaard: omgevingslucht door luchtfilter
2. Bij gebruik van een warmtewisselaar: procesgas wordt door
een nakoeler teruggekoeld en teruggevoerd door de koelgas-
aansluiting van de pomp.
3. Als alternatief kunnen andere gassen worden gebruikt.
3.5 Hulpgassen
3.5.1 Spergas (zie figuur
Het spergas bevindt zich aan de drukzijde tussen de mechanical
seal en de oliekeerring en verhindert dat er procesgas of vloeistof
in de tandwielkast en de lagers kan komen. De maximaal toelaat-
bare gasdruk bedraagt 1,5 bar. (abs.). De mechanical seal kan
drukken tot 4 bar (abs.) afdichten.
3.5.2 Spoel-reinigingsgas / vloeistof
Bij het nadraaien dient de pomp inwendig te worden gereinigd.
Voordat de pomp wordt gestopt en nadat de zuigleiding is geslo-
ten moet gespoeld worden met N
smiddel dan wel vloeistof voor 20 tot 30 minuten. Zo worden de
inwendige delen van de pomp gereinigd van kleverige stoffen of
procesgassen. Deze reiniging is vooral bij gebruik van korrosieve,
giftige of kleverige materialen (b.v. harsen) noodzakelijk.
3.6 Snuifklep
Aan de zuigzijde van de pomp bevindt zich een snuifklep. Deze
klep wordt gebruikt bij
Aanlopen:
Bij toepassing in een explosie-gevaarlijke omgeving wordt de ma-
chine met een inert gas geneutraliseerd.
Bij het op werktemperatuur brengen van de pomp wordt deze ge-
spoeld met inert gas.
Uitschakelen van de pomp:
Na het proces wordt de pomp geneutraliseerd met een inert gas.
–spoelgas, stoom of reiniging-
2