Aansluiting van de stroomtoevoer IR 180 UNIVERSAL (afb� 4�2)
Aansluitschema (afb� 4�3)
Parallelle schakeling
Er kunnen meerdere IR 180 UNIVERSAL parallel worden geschakeld met
de aansluitklemmen. Het maximale vermogen mag hierbij niet worden over-
schreden (
'9� Technische gegevens'). Bedenk verder, dat een handmatige
start m.b.v. de knop
alleen mogelijk is, wanneer alle andere sensoren
uitgeschakeld zijn.
Knop voor handmatige start:
Bij wijze van uitzondering zou het kunnen gebeuren, dat de sensor ten gevolge
van een lege energie-opslag niet automatisch kan inschakelen.
Om de IR 180 UNIVERSAL dan in te schakelen, verwijdert u de sensormodule,
drukt vervolgens op de knop (I) op de belastingsmodule tot de verlichting
inschakelt; daarna monteert u de sensormodule weer. De verlichting kan in
dat geval niet worden uitgeschakeld, tot er weer een minimaal energie niveau
aanwezig is.
5� Montage
• Alle onderdelen controleren op beschadigingen.
• Neem het product bij beschadigingen niet in gebruik.
• Kies een passende montageplaats; houd hierbij rekening met de reikwijdte
en de bewegingsregistratie (afb. 5.1)
Montagestappen
• Sensor- en belastingsmodule scheiden (afb� 5�2)
• Stroomtoevoer uitschakelen (afb. 4�1)
• Netaansluiting maken (afb. 4�2/4�3)
• De belastingsmodule (H) in de inbouwcontactdoos plaatsen (afb� 5�3)
• Met doosbevestigingsschroeven aan de montagering schroeven (afb� 5�3)
• Instellingen van de instelknopjes en DIP-switches uitvoeren bij de sensor-
module (E) (afb� 5�4) (➜ '6� Functies')
• De sensormodule (E) en het afdekraam (G) tegen elkaar plaatsen en met
druk verbinden met de belastingsmodule (H) (afb� 5�5)
• Stroomtoevoer inschakelen (afb� 5�6)
6� Functies
Fabrieksinstellingen instelknopjes
Reikwijdte-instelling (J): 20 m
Tijdinstelling (K): 30 sec�
Schemerinstelling (L): daglichtstand
- 38 -
Reikwijdte-instelling IR (afb� 5�4 / J)
Instelbaar in standen
– Instelknopje maximaal = max. reikwijdte (ca. 20 m)
– Instelknopje minimaal = min. reikwijdte (ca. 5 m)
Tijdinstelling (afb� 5�4 / K)
Instelbaar in standen.
De gewenste nalooptijd wordt ingesteld als minimale nalooptijd. Instellingen van
30 sec. tot 15 min. zijn mogelijk. Indien het i.v.m. een laag laadvermogen van
de geïntegreerde SuperCap nodig mocht zijn, wordt de ingestelde nalooptijd
automatisch verlengd tot de SuperCap weer voldoende energie heeft. Bij een
zeer ver ontladen energie-opslag en een erg kleine aangesloten belasting
wordt de nalooptijd maximaal tot 3 uur verlengd. Bij overschrijding van de
drempelwaarde (aanwezigheidslogica) schakelt de sensor na afloop van de
nalooptijd uit.
Schemerinstelling (afb� 5�4 / L)
De gewenste drempelwaarde kan in standen van 2 – 1000 lux worden
ingesteld.
– Instelknopje op
= schemerstand (ca. 2 lux)
– Instelknopje op
= daglichtstand (ca. 1000 lux)
➜ Tabel 'Toepassingsvoorbeelden'
Fabrieksinstellingen DIP-switches
DIP 1 – DIP 5 = OFF
DIP 1 – (NORM/TEST) normaal bedrijf/testmodus (afb� 5�4)
De testmodus op de sensorschakelaar heeft voorrang op alle andere instellin-
gen en is bedoeld om de werking en het registratiebereik te controleren. De
sensorschakelaar schakelt, onafhankelijk van de lichtsterkte, bij beweging in de
ruimte de verlichting gedurende een nalooptijd van ca. 5 sec. in. Bij normaal
bedrijf gelden alle individueel ingestelde waarden (instelknopje). De testmodus
van de DIP-switches wordt niet automatisch verlaten.
DIP 2 – (AUTO�/MAN) volautomatisch / halfautomatisch (afb� 5�4)
Volautomatisch: (AUTO)
De verlichting schakelt afhankelijk van de lichtsterkte automatisch bij beweging
in en bij toenemende lichtsterkte en na afloop van de nalooptijd uit. De verlich-
ting kan altijd met de hand worden in- of uitgeschakeld. Het schakelautomatis-
me wordt hierbij tijdelijk onderbroken.
Halfautomatisch: (MAN)
De verlichting gaat alleen maar automatisch uit. Het inschakelen gaat handma-
tig, het licht met de schakelaar inschakelen. Het blijft gedurende de ingestelde
nalooptijd ingeschakeld.
- 39 -