• Stop met het drukken, het freeshuis komt door de werking van de
veren automatisch terug naar de beginstand (boven).
INSTELLING VAN DE FREESDIEPTE
Haal de stekker uit het stopcontact.
• Plaats de freesmachine op een vlakke ondergrond.
• Ontgrendel de klemhendel van de huisgeleider (15).
• Breng tegen de veerweerstand het freeshuis omlaag tot de frees
het oppervlak aanraakt waarop de freesmachine staat.
• Blokkeer het freeshuis in deze stand met behulp van klemhendel
van de huisgeleider (15).
• Draai de draaiknop van de diepteaanslagvergrendeling (9) los.
• Breng de diepteaanslag (10) omlaag tot deze contact maakt met
een van de vlakken van de revolver-diepteaanslag (7).
• Zet, indien nodig, de diepte-indicator (11) op nul door deze op
diepteaanslag (10) te verschuiven.
• Breng met behulp van de hoofdschaalverdeling (12) de
diepteaanslag (10) omhoog, op een hoogte die overeenkomt met
de gewenste freesdiepte in het werkstuk, en draai de draaiknop
van de diepteaanslagvergrendeling (9) aan om de diepteaanslag
te blokkeren.
Voor een nauwkeurige instelling van de freesdiepte kan de diepte-
fijnregelknop (14) worden gebruikt. Één slag van de draaiknop
komt overeen met een 1,5 mm verschuiving van het freeshuis in de
verticale richting, volgens de fijnschaalverdeling (13) en zijn stappen
van 0,1 mm. De freesdiepte kan op deze manier in het bereik van
ca. +/- 8 mm worden aangepast door het freeshuis omhoog of
omlaag ten opzichte van de revolver-diepteaanslag (7) te brengen,
wat resulteert in respectievelijk verminderen of vergroten van de
freesdiepte. De beweging is zichtbaar op de diepte-fijnregeling
indicator (16).
Voor de fijninstelling moet de freesmachine neergelaten zijn tot
het punt dat door de diepteaanslag (10) is bepaald. Draai voor de
fijninstelling ook de draaiknop van de diepteaanslagvergrendeling
(9) los. Alleen dan kan het freeshuis en samen ermee de
diepteaanslag tijdens het afstellen vrij kunnen verschuiven.
Controleer na het instellen of de diepteaanslag (10) het oppervlak
van de revolver-diepteaanslag (7) aanraakt en draai de draaiknop
van de diepteaanslagvergrendeling (9) vast.
De freesmachine is voorzien van de revolver-diepteaanslag (7),
die het verschuiven (dieper gaan) van de frees in het werkstuk in
acht freesdieptestanden met gelijke afstanden (ca. 3mm per slag)
mogelijk maakt.
FREZOWANIE
Houd de freesmachine tijdens het frezen met beide handen vast!
• Monteer de juiste frees (zie hierboven).
• Plaats de freesvoet (5) op het te bewerken materiaal (op dit
moment mag de frees geen contact met het materiaal maken).
• Stel de freesdiepte in.
• Schakel de freesmachines in en wacht tot de spindel het
ingestelde toerental onbelast bereikt.
• Begin de bewerking door de freesvoet op het oppervlak van het
werkstuk in de gewenste richting te schuiven.
• Schuif de freesmachine gelijkmatig in een continue beweging
en druk de hele tijd de freesvoet tegen het oppervlak van het
werkstuk aan tot het frezen klaar is.
Het te snel verschuiven van de freesmachine tijdens het frezen
resulteert in een lage kwaliteit van de bewerking en kan de
frees of motor beschadigen. Het te langzaam verschuiven
van de freesmachine kan ook de kwaliteit van de bewerking
verminderen door overmatige verhitting van het materiaal. De
juiste verschuivingssnelheid hangt af de grootte van de gebruikte
frees, het soort werkstuk en de verspaningsdiepte. Het wordt
aanbevolen om eerst proeven op een stuk afvalmateriaal uit te
voeren alvorens met het frezen te beginnen. Bij het bewerken van
randen moet het werkstuk zich aan de linkerzijde van de freesas
(bij het kijken in de verschuivingsrichting) bevinden.
Als er een geleider voor rechtlijnige bewerking of trimmen wordt
gebruikt, controleer dat de hulpstukken juist vastgezet zijn.
FREESRICHTING
Om onregelmatige randen te voorkomen en het beste resultaat
te verkrijgen, moet tegen de wijzers van de klok in voor de
buitenranden en met de wijzers van de klok mee voor de
binnenranden worden gefreesd (fig. H). Om een betere controle
over het werkstuk en ook het apparaat te hebben, moet de
bewerking dus altijd gebeuren in de richting tegengesteld aan de
draairichting van het inzetgereedschap.
MONTAGE EN TOEPASSING VAN DE PARALLELGELEIDER
De parallelgeleider wordt gebruikt voor het verkrijgen van een
gelijke afstand van de referentierand. Dankzij de speciale constructie
kan het hulpstuk worden gebruikt voor het bewerken van randen
(fig. D) of het frezen op een afstand, parallel aan de randen (fig. E).
• Draai de blokkeerknoppen van de parallelgeleiderstaven (21) op
de freesvoet (5) los.
• Schuif nu de parallelgeleiderstaven (26) (fig. A) in de daarvoor
voorziene groeven (22) en stel de gewenste afstand in.
• Draai de blokkeerknoppen van de parallelgeleiderstaven (21)
vast.
• Voor een nauwkeurige instelling van de positie van de
parallelgeleider
(27)
parallelgeleider (28) worden gebruikt. Een verandering van
de positie van de parallelgeleider (27) is zichtbaar door een
verplaatsing van de positieindicator (29) (fig. A).
MONTAGE VAN DE KOPIEERHULS
De kopieerhuls maakt het mogelijk om de freesmachine precies
langs de rand van een sjabloon te geleiden en zijn vorm nauwkeurig
te reproduceren.
• Maak de afzuigadapter bevestigingsschroeven (30) los om de
afzuigadapter (31) te demonteren.
• Plaats de kopieerhuls (35) in de uitsparing in de freesvoet (5).
• Monteer de afzuigadapter (31) en zet beide elementen vast met
de afzuigadapter bevestigingsschroeven (30) (fig. G).
Niet alle afmetingen van de frezen kunnen samen met de
kopieerhuls worden gebruikt. De opening beperkt de bruikbare
diameter van de frees.
De afstand tussen de snijrand van de frees en de buitenrand van
de ring van de kopieerhuls (36) (fig. C) bepaalt het verschil in
afmetingen tussen de sjabloon en zijn reproductie na het frezen met
de kopieerhuls (35). Een wijziging van de werkdiameter van de frees
resulteert in een wijziging van dit verschil. De kopieerhuls (35) kan
worden gebruikt met sjablonen met een dikte van ten minste 8 mm.
CIRKELS FREZEN
• Monteer de centerpunt (33) in het gat in de parallelgeleider (27)
(fig. A).
• Verwijder de parallelgeleider (10) van de freesvoet, als deze voor
het parallel frezen werd bevestigd.
• Schuif de parallelgeleider (10) ondersteboven, met de centerpunt
(33) naar beneden gericht.
• Stel de freesradius en blokkeer de blokkeerknoppen van de
parallelgeleiderstaven (21).
• Druk de centerpunt (33) in het werkoppervlak. Nu kun je de cirkel
frezen (fig. F).
Om de freesradius te bepalen, meet de afstand van het midden van
de markering tot de buitenrand van de frees.
94
kan
de
positieregelknop
van
de