Ae: Activering Van De Antiblokkeer/Antivriesfunctie; Startinstelling Van De Pomp; Sf: Instelling Van De Startfrequentie; St: Instelling Van De Starttijd - DAB ACTIVE DRIVER M/M 1.1 Instrucciones Para La Instalacion Y Mantenimiento

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 96
AE : activering van de antiblokkeer/antivriesfunctie
8.6.8
Laat de motor-rotorgroep draaien om mechanische blokkeringen als gevolg van lage temperaturen of lange
periodes van stilstand te voorkomen. Wanneer de functie geactiveerd is, zal de ACTIVE DRIVER, indien er een
te lage temperatuur wordt gemeten en er gevaar voor bevriezing bestaat, de elektropomp automatisch op een laag
toerental (25Hz) laten draaien. Als de temperatuur daarentegen binnen het veilige bereik ligt maar de ACTIVE
DRIVER een lange periode van stilstand registreert, zal het apparaat, om blokkeringen en de vorming van
aanslag te voorkomen, de elektropomp iedere 23 uur een deblokkeercyclus laten uitvoeren.
LET OP: aangezien er, om de start van een monofase pomp te garanderen, een startfrequentie nodig is die voor
een bepaalde tijd in de buurt ligt van de nominale frequentie, kan er zich iedere keer dat de antivriesfunctie in
werking treedt terwijl de gebruikers gesloten zijn een drukverhoging in het systeem voordoen.
Het is belangrijk dat u zich ervan verzekert dat de geïnstalleerde elektropomp een maximale
opvoerhoogte heeft die de capaciteit van het systeem niet te boven gaat. Als dit niet zo is, verdient het de
aanbeveling de antivriesfunctie te deactiveren.
8.6.9

Startinstelling van de pomp

De minimumfrequentie waarbij men erin slaagt een monofase pomp te starten is een uiterst variabele parameter
die afhankelijk is van het model van de gebruikte elektropomp. Om die reden is het mogelijk de startfrequentie en
de tijd, dat deze frequentie moet worden vastgehouden, in te stellen, zodat voor alle mogelijke modellen een
correcte functionering verzekerd is. De vooringestelde waarden van SF en St vormen een goed compromis, maar
in het geval de pomp er niet in mocht starten, of moeizaam of traag start, dient u SF of St te verhogen tot de pomp
goed functioneert. In het geval van problemen door te hoge druk bij de start, dienen de parameters SF of St juist te
worden verlaagd. In dit geval wordt aangeraden één parameter tegelijk te veranderen, in kleine stappen, en na
iedere verandering de werking te controleren. In het algemeen doet het fenomeen van te hoge druk bij de start zich
alleen voor bij zeer lage SP waarden (1.0-1.5 bar) en kan dit worden beperkt, zij het niet volledig verholpen, door
de hierboven genoemde parameters te verlagen.
SF : instelling van de startfrequentie
8.6.10
Dit is de frequentie waarbij de start van de pomp plaatsvindt, voor een tijd St.
De vooringestelde waarde bedraagt 45 Hz en deze waarde kan met de toetsen "+" en "-" worden ingesteld tussen
Fn en Fn-50%. Als er een FL hoger dan Fn-50% is ingesteld, zal SF beperkt worden tot de waarde voor de
minimumfrequentie FL.
Bijvoorbeeld voor Fn=50 Hz en FL=0, kan SF worden ingesteld tussen 50 en 25 Hz; als daarentegen Fn=50 Hz en
FL=30 Hz, dan kan SF worden ingesteld tussen 50 en 30 Hz.
8.6.11
St : instelling van de starttijd
De parameter St staat voor de periode waarin de frequentie SF wordt aangeleverd, voordat de controle van de
frequentie wordt overgegeven aan het automatische systeem PI. De vooringestelde waarde van St is 1 seconde en
dit is in bijna alle gevallen de beste waarde. Indien nodig kan de parameter St echter worden ingesteld tussen een
minimum van 0 seconden en een maximum van 3 seconden.
8.6.12 Set-up van de digitale hulpingangen IN1; IN2; IN3 via de parameters i1; i2; i3.
(uitgezonderd A.D. M/M 1.1 en A.D. M/T 1.0)
De functie die is toegekend aan elk van de digitale ingangen IN1; IN2; IN3 kan geactiveerd of gewijzigd worden
via de parameters i1; i2; i3.
De set-up van de parameters i1,i2,i3 kan altijd de volgende waarden aannemen:
0 => functie gedeactiveerd
1 => functie actief op hoge actieve ingang (zie afb.3 )
2 => functie actief op lage actieve ingang (zie afb.3 )
LET OP: alleen parameter i3 kan ook de waarden 3,4 en 5 aannemen (zoals aangeven in de tabel)
Parameter
Bij activering van
het commando
blokkeert het
systeem in
i1
alarmtoestand,
met signalering
F1 op het display.
Bij activering van
het commando
i2
actief set point =
P1.
Bij activering van
het commando
wordt de ACTIVE
DRIVER
i3
gedeactiveerd
met signalering
F3 op het display.

Overzichtstabel configuratie digitale ingangen IN1, IN2, IN3

0
Bescherming
Alle functies
tegen bedrijf
gedeactiveerd
zonder vloeistof
F1 verschijnt
Met gesloten
nooit
ingang IN1
Alle functies
Set point actief
gedeactiveerd
F2 verschijnt
Met gesloten
nooit
ingang IN2
Alle functies
Deactivering
gedeactiveerd
ACTIVE DRIVER
(standaard)
Met gesloten
F3 verschijnt
ingang IN3
nooit
NEDERLANDS
Waarde
1
2
Bescherming
tegen bedrijf
zonder vloeistof
Met geopende
ingang IN1
Set point
=P1
actief=P1
Met geopende
ingang IN2
Deactivering
ACTIVE DRIVER
Met geopende
ingang IN3
84
3
4
- -
- -
- -
- -
Deactivering
Deactivering
ACTIVE DRIVER.
ACTIVE DRIVER.
Met ingang
Met ingang
IN3 gesloten
IN3 open
+ reset
+ reset
herstelblokken
herstelblokken.
5
- -
- -
Reset
herstelblokken

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido