Gebruiksaanwijzing
Bedieningseenheid
DE
EN
FR
IT
ES
PT
NL
SV
FI
DA
NO
EL
CZ
HU
PL
Afb. 9: Bedieningseenheid
HR
Toets
LAADSTATUS
A
en 100%
SR
Controlelamp
ENERGIEMANAGER
SK
B
SL
Controlelamp
HUISAANSLUITING
C
ET
Controlelamp
VOERTUIG
D
LT
LV
Controlelamp
LADER
E
RO
M
ULTIFUNCTIONELE TOETS
F
BG
MK
170
Via de toets
laadvermogen van 50% en 100% of gaat u naar de
energiemanager-modus. Als er een energiemanager
is, wordt in de energiemanager-modus verbinding
gemaakt met de energiemanager, waarna zijn
ingestelde laadvermogen wordt overgenomen.
Via de
MULTIFUNCTIONELE TOETS
laderfuncties in, deels in combinatie met andere
toetsen:
– Herverbinding met energiemanager overslaan
– Aardingsbewaking deactiveren en activeren
– Naar fabrieksinstellingen resetten
– Geactiveerde aardlekschakelaar resetten
De toetsen A en F en de controlelampen B – E geven
de bedrijfstoestand van de bedieningseenheid en
eventuele fouten aan met verschillende kleuren of
door te branden en te knipperen.
f Zie het hoofdstuk 'Bedrijfsstoringen' op
pagina 176.
f Zie het hoofdstuk 'Laadstroombegrenzing' op
pagina 170.
met controlelampen 50%
LAADSTATUS
wisselt u tussen een
stelt u de volgende
Opladen
Oplaadaansluiting (voertuigzijde)
Elektrische schok, brand
GEVAAR
Stroomstoten en brand kunnen ernstige of zelfs
dodelijke verwondingen veroorzaken.
e Houd u bij het laden aan de voorgeschreven
volgorde.
e Verwijder de voertuigkabel niet tijdens het laden
uit de oplaadaansluiting (voertuigzijde).
e Beëindig het laadproces voordat de voertuigkabel
uit de oplaadaansluiting (voertuigzijde) wordt
getrokken.
e Trek de lader niet tijdens het laden uit het
stopcontact.
De rode controlelampen wijzen op fouten.
f Zie het hoofdstuk 'Bedrijfsstoringen' op
pagina 176.
f In het instructieboekje van het voertuig vindt
u informatie over het aan- en afkoppelen van de
laadkabel in de oplaadaansluiting (voertuigzijde)
en over de laad- en verbindingsstatus op de
oplaadaansluiting.
Laadstroombegrenzing
De maximaal beschikbare laadstroom hangt af van de
aangesloten kabeltypes. De lader herkent
automatisch de spanning en de beschikbare
stroomsterkte.
De beschikbare laadstroom kan ook door andere
verbruikers in de huisinstallatie worden verminderd,
bijvoorbeeld door een elektrische verwarming of een
boiler.
Neem bij onduidelijkheden contact op met een
gekwalificeerde elektricien.