4.3.3) Programmering contactlijst op ingang sensoren
Indien dat noodzakelijk is, kunt u de ingang die normaal voor de klimaat-
sensoren gebruikt worden, benutten om een contactlijst met constante
weerstand 8.2KΩ aan te sluiten. In dat geval heeft inwerkingtreding van
de contactlijst boven een geprogrammeerde hoogte tot gevolg dat de
motor tot stilstand komt en dat er een korte terugloop plaatsvindt. Om
deze functie te activeren dient u dit te programmeren. Terwijl inwerking-
treding van de contactlijst boven de geprogrammeerde positie altijd ten
gevolge heeft dat de motor stopt en er een korte terugloop plaatsvindt,
hangt het van de geactiveerde functie af wat er onder deze stand gebeurt.
Tabel "A9"
Programmering contactlijst op de ingang "sensoren"
1.
Brengt het rolluik op een positie die boven de plaats ligt waarop inwerkingtreding van de
contactlijst moet bewerkstelligen dat de motor stopt en eventjes terugloopt
Houd de toets ■ van een al in het geheugen opgeslagen zender vast tot u een geluidssignaal
2.
hoort (na ongeveer 5 seconden)
Druk op de toetsen ■ t en houd die nog 5 seconden ingedrukt tot u 2 snelle
3.
geluidssignalen hoort.
4.
Voer binnen 4 seconden één van de volgende stappen uit om het gedrag van de motor te
programmeren wanneer de contactlijst onder de stand in werking treedt:
- Druk op de toets s om de motor te laten stoppen wanneer de lijst in werking treedt
(aanpassing geactiveerd van de stand van de eindschakelaar omlaag)
- Druk op de toets ■ om de motor te laten stoppen wanneer de lijst in werking treedt
(geen enkele aanpassing van de eindschakelaar).
- Druk op de toets t om te bewerkstelligen dat de motor doorloopt tot de ingestelde
eindschakelaar is bereikt zonder dat de motor stopt of terugloopt.
N.B.: Om de programmeringen te wijzen en de ingang zodanig opnieuw te configureren dat hij gebruikt kan worden als ingang voor de kli-
maatsensoren dient u de eindpositie omlaag of de eindpositie omhoog te wijzigen(zie tabel A8).
4.3.4) Programmeren van het niveau van de klimaatsensor "wind"
Als er een windsensor "VOLO", "VOLO-S" of "VOLO-ST" op de ingang "sensoren" wordt aangesloten, wordt de windbeveiliging geactiveerd,
dat wil zeggen het scherm wordt automatisch opgetrokken wanneer de windkracht het geprogrammeerde niveau overschrijdt. Als dat langer
dan 3 seconden het geval is, wordt er een instructie geactiveerd dat overeenkomt met toets s en wordt elke andere manoeuvre geblokkeerd
tot de wind tenminste 1 minuut onder het geprogrammeerde niveau blijft. Er zijn 5 verschillende inschakelniveaus: 1=5km/h, 2=10km/h,
3=15km/h, 4=30km/h e 5=45km/h (in de fabriek is niveau 3 ingesteld). Indien de sensor "VOLO-ST" gebruikt wordt zijn de inschakeldrempels
voor wind rechtstreeks op de sensor geprogrammeerd (zie aanwijzingen "VOLO-ST").
Om het geprogrammeerde niveau te veranderen:
Tabel "10"
Wijzigen van het inschakelniveau van de windbeveiliging
Houd toets ■ van een al in het geheugen opgeslagen zender zo lang ingedrukt tot u
1.
(na ongeveer 5 seconden) een geluidssignaal hoort
Druk langzaam zoveel maal (1, 2, 3, 4 of 5) op toets s als met het gewenste niveau
2.
overeenkomt
3.
Na enkele ogenblikken zult u een aantal geluidssignalen horen dat met het gewenste
niveau overeenkomt
Druk voor bevestiging op toets ■ en laat hem los
4.
Als u op punt 3 niet het aantal geluidssignalen hoort dat met het gewenste niveau overeenkomt, is het voldoende op geen enkele toets te
drukken en enkele seconden te wachten om de programmering te verlaten zonder het niveau te veranderen.
4.3.5) Programmeren van het niveau van de klimaatsensor "zon"
Als er een zonsensor "VOLO-S" of "VOLO-ST" op de ingang "sensoren" wordt aangesloten, wordt de zonbeveiliging geactiveerd, dat wil zeg-
gen het scherm wordt automatisch neergelaten wanneer de zon het geprogrammeerde niveau overschrijdt. Als dat langer dan 2 minuten het
geval is, wordt er een instructie geactiveerd die overeenkomt met toets t; als daarna de "zon" 15 minuten lang onder het geprogrammeer-
de niveau blijft wordt er een instructie geactiveerd die overeenkomt met toets s. Het zonautomatisme kan uitgeschakeld worden door met
de zenders de instructie "Zon OFF" te geven; later kan het weer met de instructie "Zon ON" gereactiveerd worden. Wanneer het zonauto-
matisme actief is kunnen er altijd instructies voor omhoog of omlaag s of t gegeven worden die voorrang hebben op de instructies afkom-
stig van het automatisme. De windbeveiliging heeft altijd de overhand op het zonautomatisme. Het is mogelijk uit 5 inschakelniveaus zon te
kiezen: 1=5Klux, 2=10Klux, 3=15Klux, 4=30Klux e 5=45Klux (in de fabriek is niveau 3 ingesteld). Indien de sensor "VOLO-ST" gebruikt wordt
zijn de inschakeldrempels voor zon rechtstreeks op de sensor geprogrammeerd (zie aanwijzingen "VOLO-ST").
7
Er zijn drie mogelijkheden:
- de motor blijft dalen tot de in het geheugen opgeslagen eindpositie
omlaag
- de motor stopt zodra de lijst in werking treedt (er vindt geen korte
terugloop plaats)
- de motor stopt zodra de lijst in werking treedt en wijzigt de eindpo-
sitie omlaag zodat de stopstand aangepast wordt eventjes voor de
contactlijst in werking treedt (er kunnen enkele manoeuvres nodig
zijn om de optimale waarde in te stellen).
Voorbeeld
5s
5s
Voorbeeld
5s
X1 = 5 Km/h
X2 = 10 Km/h
X3 = 15 Km/h
X4 = 30 Km/h
X5 = 45 Km/h
X1 = 5 Km/h
X2 = 10 Km/h
X3 = 15 Km/h
X4 = 30 Km/h
X5 = 45 Km/h