Wilo Easy Control MS-L 1x4kW Instrucciones De Instalación Y Funcionamiento página 111

OPSTELLING
AANWIJZING
Voor een correcte werking moeten 2 bruggen
(inbegrepen) op de netklemmenstrook worden
geïnstalleerd:
• Klem 1 en 2
• Klem 3 en 4
• Netaansluiting 3~400 V:
• Kabel: 5-aderig
• Klemmen: L1 (L1), L2 (L2), L3 (L3), N (N)
• De aardleiding (PE) wordt aangesloten op de
aardklem (;).
• Positie DIP-schakelaar "8": ON (positie boven)
• Er moet een rechtsdraaiend draaiveld aanwezig
zijn!
5.4.4. Netaansluiting pomp
De kabeluiteinden van de stroomkabel van de
pomp ter plaatse door de kabelschroefverbindin-
gen halen en correct bevestigen.
Aders als volgt aansluiten op de motorbeveili-
ging:
• Pompaansluiting 1~230 V, kabel 3-aderig:
• Klemmen: 4/T2 (L), 6/T3 (N)
• De aardleiding (PE) wordt aangesloten op de
aardklem (;).
AANWIJZING
Bij de uitvoering „S" wordt de pomp op de
klemmen 2/T1 (L), 4/T2 (N) aangesloten!
• Pompaansluiting 3~400 V:
• Klemmen: 2/T1 (U), 4/T2 (V), 6/T3 (W)
• De aardleiding (PE) wordt aangesloten op de
aardklem (;).
• Er moet een rechtsdraaiend draaiveld aanwezig
zijn!
Nadat de pomp correct is aangesloten, moet de
motorbeveiliging worden ingesteld.
Motorbeveiliging instellen
De elektronische motorbeveiliging bewaakt
de nominale stroom van de aangesloten pomp
tijdens het bedrijf. Er vindt een onmiddellijke uit-
schakeling plaats indien de ingestelde nominale
stroom wordt overschreden.
AANWIJZING
Bij het aansluiten van draaistroommotoren vindt
ook een uitschakeling na 10 sec. plaats, indien
de nominale stroom tijdens het bedrijf tot onder
300 mA daalt!
Na iedere uitschakeling moet de fout met de
reset-toets worden bevestigd.
De motorbeveiliging moet op de toegekende
stroom volgens het typeplaatje worden ingesteld.
De gewenste nominale stroom wordt via de
DIP-schakelaars 1-5 ingesteld. De kleinste
stroomwaarde bedraagt 1,5 A, hierbij zijn alle
DIP-schakelaars in de stand "OFF". Door inscha-
kelen van de verschillende DIP-schakelaars (stand
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Easy Control MS-L 1x4kW
"ON") wordt de stroomwaarde verhoogd met de
waarde van de betreffende DIP-schakelaar.
DiP-schakelaars 1
Stroomwaarde 0,5 A 1,0 A
Voorbeeld: benodigde nominale stroom 7,5 A
1,5 A + 2,0 A (DIP-schakelaar 3) + 4,0 A
(DIP-schakelaar 5) = 7,5 A
5.4.5. Aansluiting wikkelingtemperatuurbewaking
Voor de temperatuurbewaking kunnen bimetaal-
sensoren worden aangesloten.
De bewaking is zelfbevestigend, d.w.z. dat de fout
na afkoelen van de motorwikkeling automatisch
wordt gereset en de led dooft!
Sluit de aders aan op de klemmen 1 en 2 (WSK)
van de klemmenstrook.
AANWIJZING
• Er mag geen externe spanning worden aange-
sloten!
• Bij het aansluiten van een wikkelingsbewaking
moet de af fabriek aangebrachte brug worden
verwijderd!
5.4.6. Aansluiting signaalgever voor niveaudetectie
De niveaudetectie vindt plaats via een vlotter-
schakelaar. Aansluiten van niveausensoren en
elektrodes is niet mogelijk!
De bewaking is zelfbevestigend, d.w.z. dat de fout
na daling van het waterpeil automatisch wordt
gereset en de led dooft!
De kabeluiteinden van de kabel ter plaatse door
de kabelschroefverbindingen halen en correct
bevestigen.
Sluit de aders aan op de klemmen 3 en 4 (GL) van
de klemmenstrook.
AANWIJZING
Er mag geen externe spanning worden aange-
sloten!
5.4.7. Aansluiting hoogwaterbeveiliging
Via een vlotterschakelaar kan een hoogwater-
alarm worden uitgevoerd. Ten eerste vindt er een
optische (led) en akoestische (zoemer) waar-
schuwingsmelding plaats en ten tweede wordt de
pomp gedwongen ingeschakeld. Bovendien is de
SSM actief.
De kabeluiteinden van de kabel ter plaatse door
de kabelschroefverbindingen halen en correct
bevestigen.
Sluit de aders aan op de klemmen 5 en 6 (HW) van
de klemmenstrook.
AANWIJZING
• Er mag geen externe spanning worden aange-
sloten!
• Als extra beveiliging van de installatie adviseren
wij altijd te zorgen voor een hoogwaterbeveili-
ging.
Nederlands
2 3 4 5
2,0 A 3,0 A 4,0 A
111