Noodstop:
Als de drone meer dan 30 meter afstand heeft en meer dan 14 meter stijgt: Houd de
vergrendelknop
de drone wordt vergrendeld. Gebruik deze optie niet tijdens de normale vlucht, deze manier
van blokkeren van de drone is gereserveerd voor noodsituaties!
Bedienen van de drone
De drone wordt bediend door de staven op de afstandsbediening te bewegen volgens de
volgende afbeeldingen.
Grafieken tonen de indeling van de staven in de standaard besturingsmodus 2.
Afb. 19
NL
Afb. 20
Test vlucht
Volg de onderstaande stappen om ervoor te zorgen dat de drone goed functioneert.
1.
Plaats de drone in een open ruimte zodanig dat zowel de voorkant van de drone als
de gebruiker in dezelfde richting worden gestuurd.
2.
Zet de drone en de controller aan.
3.
Sluit de regelaar aan op de drone. Voer de detectieprocedure uit.
4.
Schakel de toepassing M RC PRO in, voer de camera-interface in.
5.
Ontgrendel de drone.
6.
Til de drone in de lucht. Test de opties voor links/rechts draaien.
7.
Land de drone.
8.
Schakel de drone uit.
9.
Haal de batterij uit de drone en schakel de controller uitr.
Telefoonhouder
Zie: afb. 14
Schuif de telefoonhouder uit. Til hem 30 graden op tot je een kenmerkende „klik" hoort.
Kantel de veiligheidspal. Pas de grootte van de houder aan uw telefoon aan.
ongeveer 3 seconden ingedrukt. De motoren worden uitgeschakeld en
A – stijgen
B - landen
C – achteruit vliegen
D – vooruit vliegen
E – rechts draaien
F – links draaien
G – links vliegen
H – rechts vliegen