Schuif het batterijvak tot de aanslag in en sluit het batterijvakdeksel.
Bij een lage laadtoestand van de batterijen verschijnt het symbool
batterijsymbool leeg is, moet u de batterijen vervangen, inspecties zijn niet meer mogelijk.
Vervang altijd alle batterijen tegelijkertijd. Gebruik alleen batterijen van één fabrikant en met dezelfde
capaciteit.
Haal de batterijen uit de inspectiecamera, wanneer u deze langere tijd niet gebruikt. De
batterijen kunnen bij een langere periode van opslag corroderen en zichzelf ontladen.
Spiegel, magneet monteren:
De spiegel en de magneet kunnen als hulpmiddel op de camerakop worden gemonteerd.
Schuif een van de hulpmiddelen zoals afgebeeld tot aan de aanslag op de uitsparing van de
camerakop.
De magneet zijn alleen geschikt voor het bewegen en verwijderen van loszittende kleine
en lichte voorwerpen.
3.3
Bediening
Bescherm het handtoestel en de batterijen tegen natheid en directe bestraling
door de zon. Camerakabel en camerakop zijn bij een correcte montage waterdicht.
Het handtoestel en de batterijen zijn echter niet tegen water beschermd, bij contact
met water bestaat het risico van een elektrische schok of beschadiging.
Stel de inspectiecamera niet bloot aan extreme temperaturen of tempera-
tuurschommelingen. Laat deze bijvoorbeeld niet lange tijd in de auto liggen. Laat
de inspectiecamera bij grote temperatuurschommelingen eerst op de juiste tempera-
tuur komen voordat u deze in gebruik neemt.
Gebruik de inspectiecamera niet als de lens op de camerakop beslagen is.
Schakel de inspectiecamera pas in als het vocht verdampt is. De inspectie-
camera kann anders beschadigd raken.
De ingeschakelde lamp kan tijdens gebruik heet worden. Raak de lamp niet aan
om verbrandingen te vermijden.
3.4
In gebruik nemen
In- en uitschakelen:
Om de inspectiecamera in te schakelen drukt u op de aan/uit-toets
gedurende korte tijd het startscherm.
Als u de inspectiecamera wilt uitschakelen, drukt u opnieuw op de aan/uit-toets
Als ca. 20 min. lang niet op een toets van de inspectiecamera wordt gedrukt, dan schakelt deze au-
tomatisch uit om de batterijen te sparen.
Lamp in camerakop regelen:
Om het camerabeeld te verlichten, kunt u de lamp in de camerakop inschakelen en de helderheid re-
gelen.
De helderheid kan in 6 standen worden ingesteld.
Druk voor het inschakelen van de cameralamp en het versterken van de helderheid zo vaak op
de toets
tot de gewenste helderheid is bereikt.
Kijk niet rechtstreeks in de lamp en richt de lamp niet op andere personen! Het
licht van de lamp kan uw ogen verblinden.
Druk voor het verminderen van de helderheid en het uitschakelen van de cameralamp zo vaak
op de toets
Beeld op het display vergroten (zoom):
Door kort op de toets
24
tot de gewenste helderheid is bereikt of de lamp is uitgeschakeld.
te drukken kunt u het beeld op het display (1.0x, 1.5x, 2.0x).
NEDERLANDS
op het display. Wanneer het
. Op het display verschijnt
3s.