geschikt is voor harde elektroden (basische,
aluminium, enz...), staat een maximum soepelheid
toe.
3- stand SOFT, voor het lassen van "zachte" elektroden
(rutiel, inox, enz.), staat een maximum soepelheid toe,
stabiliteit van de boogstroom toe.
TECHNISCHE GEGEVENS
De voornaamste technische gegevens met betrekking tot de
prestaties van de machine zijn op de volgende wijze op het
plaatje met technische gegevens (achterpaneel)
samengevat:
1- EUROPESE referentienorm voor de veiligheid en de
bouw van lasmachines met boog.
2- Symbool van de interne structuur van de machine:
frequentieconvertor (inverter) transformator -
gelijkrichter.
3- Symbool van de voorziene lasprocedure: lassen met
manuele boog met beklede elektrode.
4- Symbool S: duidt aan dat er lasoperaties kunnen
uitgevoerd worden in een ruimte met risico voor
elektrische schokken (vb. in de dichte nabijheid van
grote metalen massa's).
5- Symbool van de voedingslijn : wisselspanning-1ph.
6- Graad van bescherming van de huls: IP 23. Is beschermd
tegen soliede vreemde lichamen met diameter.
≥12.5mm (vb. vingers) en tegen de verticale val van
waterdruppels met een inclinatie tot 60° op de verticale
lijn.
7 - Prestaties van het lascircuit:
- U : maximum spanning piek leeg (lascircuit open).
0
-I / : Overeenstemmende genormaliseerde stroom en
2 U2
spanning [U2 = (20+0,04 I2) V] die door de machine
kunnen verdeeld worden tijdens het lassen.
- X: Verhouding intermittentie: duidt de tijd aan dat de
machine de overeenstemmende stroom kan verdelen
(zelfde kolom). Wordt uitgedrukt in %, op de basis van
een cyclus van 10min (vb. 60% = 6 minuten werk, 4
minuten pauze; en zo verder).
- A/V - A/V: Duidt de gamma van regeling aan van de
stroom van het lassen (minimum- maximum) met de
overeenstemmende spanning van de boog.
8 - Karakteristieke gegevens van de voedingslijn:
- U : Wisselspanning en voedingsfrequentie van de
1
machine (toegestane limieten ±15%):
- I
:Maximum stroom geabsorbeerd door de lijn.
1max
- I :maximum efficiënte stroom voeding
1eff
De waarde van de zekeringen met vertraagde
9-
activering moet voorzien worden voor de bescherming
van de lijn.
- Symbolen met verwijzing naar de veiligheidsnormen.
10 - Inschrijvingsnummer fabricage. Identificatie van de
machine (noodzakelijk voor technische service,
aanvraag van reserve onderdelen, opzoeken van de
oorsprong van het product).
Opmerking: Het aangegeven voorbeeld van de
kentekenplaat geeft een indicatieve aanwijzing van de
betekenis van de symbolen en de cijfers; de exacte
waarden van de technische gegevens van de machine in
uw bezit moeten rechtstreeks aangeduid worden op de
kentekenplaat van de machine zelf.
MASSA VAN DE LASMACHINE (Tabel 1)
OPGELET: geen enkele van de lasmachines beschreven in
deze handleiding is uitgerust met hijsapparatuur;
Fig. D
INSTALLATIE
PLAATSING
Bij het plaatsen van de machine moet erop worden
toegezien dat de in- en uitlaatopeningen van de koellucht
(gedwongen luchtcirculatie door middel van een ventilator)
niet geblokkeerd worden; er tevens op letten dat er geen
geleidende stoffen, corroderende dampen, vocht, enz.
worden opgezogen.
AANSLUITING OP HET LICHTNET
- Vóór iedere elektrische aansluiting, dient te worden
gecontroleerd of de waarden op het plaatje van het
apparaat overeenstemmen met de spanning en frequentie
van het elektriciteitsnet aanwezig op de plaats van de
installatie.
STEKKER:
- De model 150 wordt met voedingskabel met een
standaard 2-polige + beschermende aarde EEG stekker
(PE) 16A/250V uitgerust. Dez apparat kun dus op een
overeenkomstig, verplicht met een op de aardleiding van
de netvoeding (PE) aangesloten beschermingscontact
uitgerust stopcontact worden aangesloten. Bij modellen
170 + 200 is het noodzakelijk dat de draadeinden van de
voedingskabel op een genormaliseerde stekker 2P + (PE)
met een bereik van 20 ÷ 25A worden aangesloten. ER
MOET UITERST GOED OP WORDEN TOEGEZIEN dat
de groen-gele geleider op de juiste wijze aan het
aansluitpunt (PE) van de stekker wordt verbonden.
- De voedingskabel moet, met behulp van vertraagde
zekeringen of automatische differentiaaluitschakelaars
worden beschermd; voor de juiste karakteristieken van het
voedingsnet (vermogen/stroom, bereik van de
zekeringen) wordt verwezen naar de informatie vermeld
op het plaatje met de technische gegevens.
LET OP
Het niet naleven van bovenstaande regels zal de door de
fabrikant gerealiseerde beveiliging (klasse I)
tenietdoen, en ernstige risico's voor personen (bijv .
elektrische schokken) en zaken (bijv. brand) met zich
mee brengen.
AANSLUITING VAN DE LASKABELS
DE HANDELINGEN MET BETREKKING TOT HET
AANSLUITEN VAN HET LASCIRCUIT AAN DE MACHINE
DIENEN UITSLUITEN EN ALLEEN TE WORDEN
UITGEVOERD BIJ EEN NIET OP HET LICHTNET
AANGESLOTEN MACHINE.
- De laskabel met "elektrodenhouderklem": wordt
gewoonlijk aan de positieve pool (+) verbonden,(zie
paragraaf "Het lassen")
- De retourkabel voor de "massa": wordt gewoonlijk aan
de (-) pool verbonden; het andere uiteinde van de
massakabel wordt zo dicht mogelijk in de buurt van het te
lassen punt, aan het te lassen stuk zelf, of aan een metalen
bank verbonden.
AANBEVELINGEN:
- Om een perfekt elektrisch contact te garanderen, de
connectors van de laskabels volledig in de
snelverbindingspunten draaien; als dit niet het geval mocht
zijn zullen de connectors namelijk oververhit raken, met
als gevolg een snelle slijtage en vermindering van de
prestaties.
- Geen laskabels gebruiken die langer zijn dan 10 m.
- Het gebruik, als terugkeergeleider van de lasstroom, van
metalen structuren die geen onderdeel van de te lassen
voorwerpen vormen kan de veiligheid in gevaar brengen
en teleurstellende lasresultaten opleveren.
- 14 -