N E D E R L A N D S
Wanneer het verlengsnoer op een haspel zit, rol het
snoer dan helemaal af.
Aansluiten op de netspanning
De te gebruiken voeding voor deze machine moet
uitgerust zijn met een 16 A zekering met tijdsvertraging.
Spanningsvallen
Inschakelprocessen veroorzaken kortstondige
spanningsvallen. Onder ongunstige omstandigheden
in de stroomvoorziening kunnen andere apparaten
nadelig worden beïnvloed.
Indien de impedantie van de stroomvoorziening lager
is dan 0,25 ø, is de kans op een storing nagenoeg
uitgesloten.
Monteren en instellen
Haal vóór het monteren en instellen altijd
de stekker uit het stopcontact.
Werkbankmontage (fi g. A)
De machine is voorzien van montagegaten (9) voor
montage aan de werkbank.
Verwijderen en aanbrengen van een
doorslijpschijf (fi g. B1 - B3)
• Zet de arm in de ruststand en schuif met behulp
van de lip (15) de beschermkap (4) terug.
Houd de beschermkap ingetrokken (fi g. B1).
• Druk de spindelvergrendeling (6) in en houd deze
ingedrukt (fi g. B2).
• Draai de doorslijpschijf (5) rond tot hij vastzit.
• Verwijder met de inbusssleutel (14) de bout (16)
door deze naar links te draaien en verwijder
daarna de platte ring (17) en de borgfl ens (18)
(fi g. B2).
• Controleer of het afstandsstuk (19) op zijn plaats
zit tegen de fl ens (20).
• Verwissel de doorslijpschijf (5). Zorg ervoor dat
de nieuwe schijf in de correcte draairichting op
het afstandsstuk (19) is geplaatst.
• Monteer het zaagblad met de tegenfl ens (18), de
sluitring (17) en de bout (16).
• Plaats de beschermkap terug en laat de
spindelvergrendeling (6) los.
• Stel de zaagdiepte af indien nodig (fi g. B3).
66
Afstellen van de zaagdiepte (fi g. B3)
De zaagdiepte kan worden afgesteld om de slijtage
aan de doorslijpschijf te compenseren.
• Voer een test uit met uitgeschakelde machine en
kijk hoe groot de beschikbare ruimte is.
• Het afstellen geschiedt als volgt:
• Draai de borgmoer (21) een aantal slagen los.
• Draai de diepteaanslagbout (12) in of uit om de
gewenste zaagdiepte te verkrijgen.
• Draai de borgmoer (21) vast.
Stel bij het verwisselen van de
doorslijpschijf de diepteaanslag altijd af
naar de oorspronkelijke positie.
Opspannen van het werkstuk (fi g. A & C1 - C4)
De machine is voorzien van een materiaalklem (6)
(fi g. A).
• Trek de hendel (22) naar de handgreep (23) toe
(fi g. C1).
• Druk de schroefspil (24) van de klem naar voren
tot de klembek (25) het werkstuk bijna raakt.
• Druk de hendel (22) naar de klembek (25) toe tot
hij in schroefspil (24) grijpt.
• Draai de handgreep (23) rechtsom en klem het
werkstuk stevig vast.
• Om het werkstuk los te maken draait u de
handgreep (23) linksom.
WAARSCHUWING:
• Om de zaagcapaciteit te verhogen,
plaats u een afstandsblok (26) onder het
werkstuk (27). Het afstandsblok moet iets
smaller zijn dan het werkstuk (fi g. C2).
• Ondersteun lange werkstukken met
een stuk hout (28) (fi g. C3). Zet het af te
zagen einde (27) niet vast.
Materiaalklem (fi g. C1)
De materiaalklem is voorzien van een mechanisme
waarmee het werkstuk snel kan worden vrijgezet.
• Om de klem los te maken, draait u de handgreep
(23) een of twee slagen linksom en trekt u de
hendel (22) naar de handgreep (23) toe.
Instellen van de klempositie (fi g. C4)
De klempositie kan al naar gelang de doorslijpschijf
worden ingesteld.