q: Handmatig flitsenN
U kunt de flitssterkte (flitsvermogen) instellen van 1/1 (volledige sterkte)
tot 1/512 in stappen van 1/3 stop. U kunt op drie manieren opnamen
maken: met beide flitskoppen (A en B) en dezelfde flitssterkte, met
beide flitskoppen (A en B) en verschillende flitssterkten en met één
flitskop (alleen A of alleen B).
We raden u aan de opnamemodus van de camera in te stellen op
<f> of <a>. Maak bovendien eerst een testopname om de
belichting te controleren.
Flitsen met flitskop A en B en dezelfde flitssterkte
Als u hogesnelheidssynchronisatie hebt ingesteld, is het instelbereik 1/1
- 1/64.
Bij flitsen aan beide kanten is het richtgetal anders dan wanneer u aan
één kant flitst, zelfs als de flitssterkte-instellingen hetzelfde zijn.
24
Stel de flitsmodus in op <q>.
1
Druk op de knop <E>.
Draai <9>, selecteer <R> en
druk vervolgens op <8>.
Schakel <,> uit.
2
Druk op de knop <,>.
Draai <9>, selecteer <M> en
druk vervolgens op <8>.
Stel het flitsvermogen in.
3
Druk op functieknop 2 <@> of
<8>.
Het flitsvermogenniveau is
geselecteerd.
Draai <9> om het flitsvermogen in
te stellen en druk vervolgens op
<8>.