afbeelding I . Daardoor wordt verhinderd dat de hand bij het instellen wegglijdt
met verwondingen als gevolg.
BELANGRIJK
Het maaien op de laagste snijhoogte mag alleen gebeuren op vlakke en gladde
gazons!
Gelieve er rekening mee te houden dat de onderste snijhoogte-instellingen alleen
bij optimale omstandigheden gebruikt mogen worden. Als u de snijhoogte te laag
kiest, dan kan de grasnerf beschadigd en onder bepaalde omstandigheden zelfs
vernield worden.
Behalve de snijhoogte beïnvloedt ook de rijsnelheid het snijbeeld en
opvangresultaat. Snijhoogte en rijsnelheid aanpassen aan de hoogte van het te
snijden gras, indien nodig de rijaandrijving niet inschakelen.
9 VOOR DE EERSTE INGEBRUIKNEMING
Alle schroefverbindingen en de bougiestekker controleren op goede bevestiging. De
schroeven eventueel aandraaien! Met name de bevestiging van de mesbalk moet
gecontroleerd worden (zie hiervoor hoofdstuk „Onderhoud van de mesbalk").
De bevestigingsschroef van het mes moet altijd door een geautoriseerde vakwerkplaats
worden aangedraaid. Als de messchroef te los of te vast wordt aangedraaid, dan
kunnen meskoppeling en mesbalk beschadigd worden of loskomen, hetgeen zware
verwondingen kan veroorzaken.
De grasmaaier is uitgerust met een motorstop-inrichting.
Vóór de eerste inbedrijfstelling controleren of de veiligheidsschakelbeugel voor de
motorstop foutloos functioneert. Als de schakelbeugel wordt losgelaten, dan moeten
motor en mesbalk binnen drie seconden tot stilstand komen.
De beugel moet na het loslaten in elk geval weer in de in de afbeelding „Beschrijving
van de componenten" getoonde positie terugspringen.
Als dit niet het geval is, dan moet dit onmiddellijk door een geautoriseerde
vakwerkplaats gecontroleerd worden.
Verwondingsgevaar!
Als de nalooptijd van het apparaat groter is, het apparaat niet meer gebruiken en naar
een geautoriseerde vakwerkplaats brengen.
Meten van de nalooptijd
Na het starten van de verbrandingsmotor draait het mes en is een windgeluid hoorbaar.
De nalooptijd komt overeen met de duur van het windgeluid na het afzetten van de
verbrandingsmotor, en deze kan met een stopwatch worden gemeten.
Veiligheids- en bescherminrichtingen van de machine mogen niet gemanipuleerd of
gedeactiveerd worden!
Erop letten dat alle bescherminrichtingen zoals voorgeschreven aangebracht en niet
beschadigd zijn!
Olie bijvullen (Afbeelding Y1 )
BELANGRIJK
Schade vermijden! De motor wordt zonder olie geleverd. De motor moet voor het
starten met olie worden gevuld.
Vóór de eerste start motorolie (hoeveelheid en kwaliteit zie technische gegevens) met
een trechter na de meetstaaf eraf te hebben geschroefd in deze opening gieten.
–
De maaier parkeren op vlakke ondergrond.
–
Olie langzaam in de vulopening gieten. Niet overvullen.
–
Oliepeil controleren
Meetstaaf eruit nemen. De meetstaaf afvegen met een schone doek, weer erin
steken, maar niet vastschroeven. Dan de meetstaaf weer uit nemen en het oliepeil
aflezen. De olie moet tussen de markeringen „L" en „H" staan. Eventueel olie
bijvullen.
Het oliepeil mag echter de max.-markering „H" van de meetstaaf niet
overschrijden. Overvullen leidt tot beschadigingen aan de motor.
Meetstaaf weer erin zetten en vastdraaien.
–
Na de eerste vulling het bord „NO OIL" (GEEN OLIE) boven aan de motor
verwijderen.
Brandstof invullen
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3
–
Gebruik als tankvulling alleen verse en schone loodvrije standaard brandstof. In
geen geval alkylaatbenzine gebruiken!
Brandstof met maximaal 10% ethanol of 15% MTBE is acceptabel.
Nooit benzine met een ethanolgehalte van meer dan 10% of een MTBE-gehalte
van meer dan 15% gebruiken, omdat daardoor schade aan de motor of het
brandstofsysteem kan ontstaan.
–
Brandstofkraan moet gesloten zijn A !
–
Tankdeksel eraf schroeven.
–
Brandstof met een trechter erin doen tot max. onderkant van de vulopening.
–
Tankdeksel erop zetten en vastschroeven.
10 STARTEN VAN DE MOTOR (AFBEELDING A + D + E )
VOORZICHTIG
Startkabelgreep tijdens het starten stevig vastpakken. De greep zou anders uit de
hand kunnen glijden. Verwondingsgevaar!
De motor alleen starten als u achter de maaier staat.
De maaier in elk geval op een vlak, niet met hoog gras begroeide ondergrond zetten (te
hoog gras remt de aanloop van de mesbalk en bemoeilijkt het startproces). Bij het
starten van de motor mag de machine niet omhoog worden gekanteld, maar, indien
vereist, door de duwboom omlaag te duwen slechts zo schuin worden gezet, dat het
snijgereedschap in de van de gebruiker afgewende richting wijst, maar niet verder dan
absoluut noodzakelijk is. Voordat het apparaat weer op de grond staat, moeten beide
handen zich aan het bovenste deel van de duwboom bevinden.
BELANGRIJK
De motor loopt alleen wanneer de veiligheidsschakelbeugel op het bovenste deel
van de duwboom wordt gedrukt. Op het moment, dat u de schakelbeugel loslaat,
dan klapt deze door veerdruk weer terug omhoog naar zijn uitgangspositie, de
motorrem wordt geactiveerd en binnen drie seconden komen de motor en de
messenbalk tot stilstand.
–
Beluchtingsklep (1) in het tankdeksel openen A .
–
Brandstofkraan openen A .
–
De veiligheidsschakelbeugel (2) op het bovenste deel van de duwboom (3)
drukken en vasthouden D .
–
De startkabel (4) langzaam uittrekken, tot er een weerstand merkbaar wordt.
Nu de greep weer terugbrengen in zijn uitgangspositie en dan snel uittrekken E , –
de motor begint te lopen, de kabel langzaam terugvoeren.
11 UITSCHAKELEN VAN DE MOTOR (AFBEELDING F + A )
–
Veiligheidsschakelbeugel loslaten (1) F .
–
Brandstofkraan sluiten A .
12 STOPPEN IN GEVAL VAN NOOD
Veiligheidsschakelbeugel en aandrijfschakelbeugel loslaten.
–
De maaier stopt.
–
Het mes komt tot stilstand.
–
De motor wordt uitgeschakeld.
OPGELET
Vóór elk maaien controleren of de veiligheidsschakelbeugel voor de motorrem en
de schakelbeugel voor de rijaandrijving foutloos functioneren.
–
als de veiligheidsschakelbeugel wordt losgelaten, dan moeten motor en
mesbalk binnen drie seconden blijven stilstaaan.
–
als de schakelbeugel voor de rijaandrijving wordt losgelaten, dan moet de
machine meteen tot stilstand komen.
Anders de dichtstbijzijnde geautoriseerde vakwerkplaats opzoeken.
13 RIJAANDRIJVING
Bediening van de achterwielaandrijving (Afbeelding G )
De achterwielaandrijving wordt via de schakelbeugel (1) aan de bovenste duwboom (2)
bij lopende motor in- en uitgeschakeld:
–
Aan de schakelbeugel trekken en vasthouden = maaier rijdt.
–
Schakelbeugel loslaten = maaier blijft staan (0-stand).
7
Veiligheidsinstructie!
Verklaring van de symbolen zie tabel pagina 3