HET MENGEN VAN CHEMISCHE BESTRIJDINGSMIDDELEN
1) Mengen van chemische bestrijdingsmiddelen
1. Chemische bestrijdingsmiddelen zijn giftig. Wanneer u met chemische bestrijdingsmiddelen werkt, dient u te allen tijde de door de fabrikant
verstrekte instructies strikt op te volgen.
2. Gebruik te allen tijde de meegeleverde zeef wanneer u chemische bestrijdingsmiddelen in de sproeiertank giet.
3. Doe de dop van de sproeiertank stevig dicht om lekkage te voorkomen.
4. Als u de chemische bestrijdingsmiddelen in de sproeiertank zelf wilt mengen, moet u het water als eerste in de tank doen, voor de te
gebruiken chemische bestrijdingsmiddelen.
Let op:
• Wees te allen tijde uiterst voorzichtig met chemische bestrijdingsmiddelen gebruik. Mocht uw huid onverhoopt in aanraking komen met
chemische bestrijdingsmiddelen gebruik, dan dient u de betreffende plek onmiddellijk af te spelen met grote hoeveelheden water.
2) Gebruiken van een ander chemisch middel
1. U moet de sproeiertank, de pomp en het mondstuk extra goed uitspoelen voor u een ander chemisch middel in de sproeiertank gaat doen.
Mengen van restjes van eerder gebruikte chemische middelen met andere middelen kan leiden tot ziektes en andere aandoeningen.
Let op:
• Sproei nooit onverdunde chemische middelen.
• Zie het onderstaande schema voor de verdunningsverhouding die u dient te gebruiken voor chemische middelen.
Chemisch middel
Water
4L
6L
8L
10L
12L
15L
20L
STARTEN VAN DE MOTOR
• Start de motor in geen geval op dezelfde plek als waar u getankt heeft. Ga minstens 3m bij de tankplek vandaan voor u de motor start.
- Doet u dit niet, dan kan er brand ontstaan.
• De uitlaatgassen van de motor zijn giftig. Gebruik de motor niet op een slecht geventileerde plek, bijvoorbeeld in een tunnel, in een
gebouw enz.
- Gebruik van de motor op een slecht geventileerde plek ka leiden tot vergiftiging door uitlaatgassen.
• Stop en inspecteer de motor onmiddellijk wanneer u na het starten iets abnormaals bespeurt, zoals een vreemd geluid, geur, of trilling.
- Als u de motor blijft gebruiken terwijl zich een dergelijk abnormaal verschijnsel voordoet, kan dat leiden tot een ongeval.
• Controleer of de motor inderdaad stopt wanneer de stopschakelaar op de "O" stand wordt gezet.
Verdunningsverhouding
500
1 000
2 000
8mL
4mL
2mL
12mL
6mL
3mL
16mL
8mL
4mL
20mL
10mL
5mL
24mL
12mL
6mL
30mL
15mL
7,5mL
40mL
20mL
10mL
WAARSCHUWING