Waarschuwing, verbrandingsgevaar! Houd tijdens het gebruik een veilige afstand
tot de machine aan en grijp niet in de roterende messen. De frees alleen in ge-
monteerde toestand (werkpositie) bedienen en aansluitend in de daartoe voorzie-
ne opbergkast terugzetten. De functionaliteit van de veiligheidsschakelaar in de
freesinrichting moet te allen tijde gegarandeerd zijn, om een onbedoeld starten
van de machine te voorkomen.
Het drukinstelventiel tegen de richting van de klok in volledig naar buiten draaien.
De stuurknuppel naar links drukken en de freesdruk langzaam verhogen tot de optimale
waarde.
Een te hoge freesdruk kan tot oververhitting en beschadiging van de freesaandrij-
ving leiden. Bij overbelasting resp. stilstand van de freesinrichting de machine neer-
zetten en de druk verminderen!
Nadat de krul met een dikte van < = 0,2 mm ononderbroken uit de frees komt, de stuur-
knuppel naar rechts drukken en de machine terughalen.
Freesinrichting uitschakelen, wachten tot de schijven stilstaan. Freesinrichting uit de basis-
machine nemen en in de opbergkast plaatsen.
Werkstukken bij elkaar brengen, druk verminderen door het openen van het drukventiel.
Testen of de lasoppervlakken vlak, parallel en centrifugaal lopen.
Is dit niet het geval, dan moet de freesbewerking worden herhaald. De axiale afwijking tussen de
uiteinden van de werkstukken mag (volgens DVS) niet groter dan 10 % van de wanddikte en de
max. spleet tussen de eindvlakken niet groter dan 0,5 mm zijn. Met een rein werktuig (bijv. pen-
seel) de eventueel aanwezige schaafkrullen uit de pijp verwijderen.
Let op! De gefreesde, voor de lasbewerking voorbereide oppervlakken mogen niet met de
handen worden aangeraakt en moeten volkomen vrij zijn van verontreinigingen!
3.2.3
Lasbewerking
Waarschuwing, knelgevaar! Bij het samenbrengen van de spanwerktuigen en pijpen
moet absoluut een veilige afstand tot de machine worden gehouden. Nooit in de
machine gaan staan!
Tijdens een nieuw samenbrengen van de werkstukuiteinden moet op de manometer van de
hydraulische eenheid de werkstukbewegingsdruk (sleepdruk) worden afgelezen.
Onder werkstukbewegingsdruk (sleepdruk) wordt de laagst mogelijke druk verstaan die noodza-
kelijk is om het werkstuk, afhankelijk van lengte en gewicht, axiaal te bewegen. Deze waarde
moet uiterst precies worden bepaald. Hierbij is het noodzakelijk de machine meermaals te laten
openen en sluiten en het drukafstelventiel zo in te stellen dat de machine net niet blijft stilstaan.
Deze vastgestelde sleepdruk moet bij de aanpas-, doorwarm- en aansluitruk worden bijgere-
kend.
Het verwarmingselement tussen de beide werkstukken in de basismachine zetten en oplet-
ten of de verwarmingsplaten in de vastzetkerven van de afstandhouder zitten.
De machine sluiten, de vereiste aanpasdruk plus sleepdruk instellen en aanhouden.
Zodra de vereiste lasverbindingshoogte gelijkmatig aan de volledige omtrek van de beide
pijpen is bereikt, de druk aflaten door het ontlastingsventiel langzaam te openen.
De druk zo instellen, dat gegarandeerd is dat de werkstukuiteinden nog gelijkmatig, vrijwel
drukloos tegen het verwarmingselement aanliggen (opwarmen).
Nu het ontlastingsventiel weer sluiten. Hierbij dient men erop te letten dat de uiteinden van
de werkstukken het contact met het verwarmingselement niet verliezen.
Na afloop van de opwarmtijd worden de werkstukken weer uit elkaar bewogen, het verwar-
mingselement wordt verwijderd en de werkstukuiteinden worden samengebracht. De druk
moet nu zo lineair mogelijk tot de gepaste samenvoegdruk worden verhoogd en gedurende
de volledige afkoeltijd worden aangehouden.
Regelmatig de druk controleren en zo nodig bijpompen. Bij te groot drukverlies het hydrauli-
sche systeem laten controleren.
74
NEDERLANDS