NL
9 HULP BIJ STORINGEN
VOORZICHTIG! Gevaar voor letsel. On-
derdelen met scherpe randen en draaiende on-
derdelen kunnen letsel veroorzaken.
■
Draag bij onderhouds- en reinigingswerk-
zaamheden altijd beschermende handschoe-
nen!
Storing
Motor draait niet.
Motorvermogen
wordt minder.
Motor stopt tijdens
het maaien.
Grasopvangbak vult
niet voldoende
Voedingskabel
10 OPSLAG
Na elk gebruik het apparaat grondig reinigen en –
indien beschikbaar – alle veiligheidsafdekkingen
aanbrengen. Apparaat op een droge, afsluitbare
plaats en buiten het bereik van kinderen bewa-
ren.
10.1 Elektrische grasmaaier opbergen
1. Apparaat uitschakelen: Trek de veiligheids-
sleutel uit het apparaat.
2. Stel de maaihoogte af op de maximale hoog-
te.
48
Oorzaak
Maaimes is geblokkeerd.
Kabels of schakelaars zijn de-
fect.
Mes is bot.
Te veel gras is in de uitworp.
Mes is bot.
Motor is overbelast.
Gazon is vochtig.
De grasopvangbak is verstopt.
Er zit te veel gras in de uit-
werpschacht of in de behui-
zing.
Mes is bot.
Maaihoogte is te laag.
Kabelisolatie gebroken.
OPMERKING Neem contact op met onze
klantenservice bij storingen die niet in deze tabel
staan vermeld of die u niet zelf kunt oplossen.
Maatregel
■
Mes vrijmaken.
■
Grasmaaier op laag gras starten.
Apparaat niet gebruiken! Ga naar een servi-
cepunt van de fabrikant.
Snijmessen op een servicepunt van de fa-
brikant laten slijpen.
■
Gras verwijderen.
Stootklep reinigen.
■
Snijmessen op een servicepunt van de
fabrikant laten slijpen.
Grasmaaier uitschakelen, op een vlakke on-
dergrond of op laag gras neerzetten en op-
nieuw starten.
Gazon laten drogen.
Reinig het rooster van de grasopvangbak.
■
Uitwerpkanaal / huis reinigen.
Maaihoogte corrigeren.
■
Snijmessen op een servicepunt van de
fabrikant laten slijpen.
Maaihoogte hoger instellen.
Apparaat niet gebruiken! Ga naar een servi-
cepunt van de fabrikant.
3. Stekker scheiden van het elektriciteitsnet.
4. Motor laten afkoelen.
5. Apparaat grondig reinigen.
6. Alle metalen delen ter bescherming tegen
corrosie dun met olie of silicone insmeren.
7. Duwboom inklappen.
8. Apparaat op een droge, schone en tegen
vorst beschermde plek opbergen. Dek de
machine met een luchtdoorlatend zeil af om
het tegen stof te beschermen. Gebruik geen
plasticfolie om vochtophoping te voorkomen.
Hulp bij storingen
443223_b