NL
■
Laat kinderen of andere personen die de ge-
bruiksaanwijzing niet kennen, de grasmaaier
nooit gebruiken.
■
Kinderen dienen onder toezicht te staan
zodat zij niet met het apparaat kunnen
spelen.
■
Reiniging en onderhoud mogen niet door
kinderen worden uitgevoerd.
■
De lokale voorschriften kunnen de mini-
mumleeftijd van de bediener vastleggen.
■
Dit apparaat mag worden gebruikt door per-
sonen met beperkte fysieke, sensorische of
mentale vermogens of met een gebrek aan
ervaring en kennis, indien zij onder toezicht
staan of instructies hebben gekregen voor
een veilig gebruik van het apparaat en inzicht
hebben in de daaruit voortvloeiende gevaren.
■
Ga nooit maaien terwijl er dieren of mensen,
met name kinderen, in de nabijheid zijn.
■
Vergeet niet dat de gebruiker verantwoorde-
lijk is voor ongelukken met andere personen
of hun eigendommen.
■
Bedien het apparaat niet als u onder invloed
bent van alcohol, drugs of geneesmiddelen.
3.6.2
Voorbereidende maatregelen
■
Draag bij de werking van het apparaat altijd
stevig schoeisel en een lange broek. Gebruik
het apparaat niet met blote voeten of in lichte
sandalen. Vermijd het dragen van losse kle-
ding of kleding met hangende veters of rie-
men.
■
Controleer het gebied waar het apparaat
wordt gebruikt en verwijder alle voorwerpen
die door het apparaat kunnen worden gegre-
pen en weggeslingerd.
■
Voor gebruik moet er altijd met een visuele
controle worden gecontroleerd of de maai-
messen, bevestigingsbouten en de gehele
maaieenheid versleten of beschadigd zijn.
Versleten of beschadigde messen en beves-
tigingsbouten mogen alleen in sets worden
vervangen om onbalans te voorkomen. Ver-
sleten of beschadigde tekens moeten worden
vervangen.
■
Voor gebruik moeten altijd de aansluitkabel
en verlengkabel op tekens van beschadiging
of slijtage worden gecontroleerd. Als de kabel
tijdens het gebruik wordt beschadigd, moet
hij onmiddellijk van het verzorgingsnet wor-
den gescheiden. RAAK DE KABEL NIET
AAN VOORDAT HIJ GESCHEIDEN IS. Ge-
42
bruik het apparaat niet als de kabel versleten
of beschadigd is.
3.6.3
Gebruik
■
Maai alleen bij daglicht of bij goed kunstlicht.
■
Vermijd – indien mogelijk – het gebruik van
het apparaat op nat gras.
■
Zorg altijd voor een goede ligging op hellin-
gen.
■
Verplaats het apparaat alleen op loopsnel-
heid.
■
Maai dwars op de helling, nooit omhoog of
omlaag.
■
Wees vooral voorzichtig wanneer u van rij-
richting verandert op een helling.
■
Maai niet op te steile hellingen.
■
Wees vooral voorzichtig als u de grasmaaier
draait of naar u toe trekt.
■
Stop het maaimes (de maaimessen) als de
grasmaaier moet worden gekanteld voor
transport over andere terreinen dan gras en
als de grasmaaier van en naar het te maaien
gebied wordt verplaatst.
■
Gebruik het apparaat nooit met beschadigde
afschermingen of beschermroosters of zon-
der gemonteerde afschermingen, bijv. keer-
schotten en/of grasvangers. Beschadigde be-
schermingsvoorzieningen en -afdekkingen
moeten worden vervangen, ontbrekende be-
schermingsvoorzieningen en -afdekkingen
moeten goed worden aangebracht.
■
Start de motor voorzichtig en volgens de in-
structies van de fabrikant. Zorg voor voldoen-
de afstand tussen de voeten en het maaimes
(de maaimessen).
■
Bij het starten van de motor mag de gras-
maaier niet worden gekanteld, behalve als de
grasmaaier tijdens het proces moet worden
opgetild. Kantel hem in dit geval alleen voor
zover dit absoluut noodzakelijk is en til alleen
de van de gebruiker af gerichte kant op.
■
Start de motor niet wanneer u voor de uit-
werpschacht staat.
■
Plaats nooit handen of voeten op of onder
draaiende delen. Blijf altijd uit de buurt van
de uitwerpopening.
■
Til de machine nooit op met een draaiende
motor.
■
Zet de motor af en trek de stekker uit de con-
tactdoos. Ga na of alle bewegende delen ge-
heel tot stilstand zijn gekomen:
■
wanneer u de grasmaaier verlaat,
Veiligheidsinstructies
443223_b