– Als het apparaat met vocht of andere geleidende resten bevochtigd
is, mag niet onder spanning worden gewerkt. Vanaf een spanning
van 24 V/AC rms resp. 60 V/DC bestaat gevaar voor levensgevaarlijke
schokken op grond van de vochtigheid.
– Reinig en droog het apparaat vóór gebruik.
– Gebruik dit apparaat alleen in gesloten ruimtes en stel het niet bloot
aan vocht of regen, omdat dit kan leiden tot een elektrische schok.
– In overspanings-categorie III (CAT III) mag de spanning van 300 V
tussen het controleapparaat en de aarding niet worden overschreden.
– Bij de toepassing van het apparaat samen met het meettoebehoren
geldt de telkens kleinste overspanningscategorie (CAT), nominale
spanning en nominale stroom.
– Waarborg vóór iedere meting dat het te controleren bereik
(bijv. leiding), het testapparaat en het toegepaste toebehoren
(bijv. aansluitleiding) in optimale staat verkeren. Test het apparaat
op bekende spanningsbronnen (bijv. 230 V-contactdoos voor de
AC-controle of de autoaccu voor de DC-controle).
– Het apparaat mag niet meer worden gebruikt als een of meerdere
functies uitvallen of de batterijlading zwak is.
– De verbinding van het apparaat naar alle stroombronnen en
meetkringen moet worden onderbroken voordat u de afdekking
opent om de batterij(en) / zekering(en) te vervangen. Schakel het
apparaat niet in als de afdekking geopend is.
– Neem de veiligheidsvoorschriften van lokale resp. nationale
instanties voor het veilige en deskundige gebruik van het toestel
in acht en draag eventueel voorgeschreven veiligheidsuitrusting
(bijv. elektricien-handschoenen).
– Grijp de meetpunten alleen vast aan de handgrepen. De meet-
contacten mogen tijdens de meting niet worden aangeraakt.
– Let op dat altijd de correcte aansluitingen en de correcte positie
van de draaischakelaar evenals het correcte meetbereik voor de
betreffende meting geselecteerd zijn.
– Voer werkzaamheden in gevaarlijke nabijheid van elektrische
installaties niet alleen uit en uitsluitend volgens de instructies
van een verantwoordelijke elektromonteur.
– Schakel vóór het meten resp. controleren van dioden, weer-
standen of batterijladingen de spanning van de stroomkring uit.
Let op dat alle hoogspannings condensators ontladen zijn.
Verwijder daarvoor de meetleidingen van het toestel van het te
controleren object voordat u een andere bedrijfsmodus instelt
– Let op dat alle hoogspanningscondensators ontladen zijn.
– Verbind altijd eerst de zwarte meetleiding voordat u de rode op de span-
ning aansluit. Bij het verwijderen gaat u in omgekeerde volgorde te werk.
– Gebruik uitsluitend de originele meetleidingen. Deze moeten over
dezelfde nominale spannings-, categorie- en ampère-waarden
beschikken als het meetapparaat.
MultiMeter
NL
25