nl
|
Onderhoud
5. Wachten, totdat het apparaat de testgasconcentratie met voldoende
tolerantie weergeeft.
Ex: ±20 % van de testgasconcentratie
O
: ±0,6 Vol%
2
TOX: ±20 % van de testgasconcentratie
6. Het ventiel van de testgascilinder sluiten en het gasmeetinstrument uit de
kalibratieadapter verwijderen.
7. Als de concentraties onder de A1-alarmgrenzen zijn gedaald, schakelt het
gasmeetinstrument na 10 s automatisch terug naar de meetmodus.
Verdere stappen
Als de weergegeven waarden niet binnen de bovenstaande marges liggen,
moet het gasmeetinstrument door onderhoudspersoneel worden gekalibreerd.
5.5
Reactietijd controleren (t90)
De test kan ook worden uitgevoerd in de kalibratiemodus. In dat geval worden
de waarden niet door alarmen beïnvloed. Indien nodig kunnen de waarden dan
worden verworpen als het gasmeetinstrument al over een geldige kalibratie
beschikt.
1. Een bumptest uitvoeren en een vereenvoudige controle van de reactietijd
uitvoeren.
a. De testgascilinder aansluiten op de kalibratieadapter en het ventiel van
de testgascilinder openen en de kalibratieadapter met testgas spoelen.
b. Het ingeschakelde gasmeetinstrument in de kalibratieadapter plaatsen
en omlaagdrukken tot deze vastklikt. Starttijd registreren.
c. Tijd registreren tot 90 % van de testgasconcentratie is bereikt.
2. De gemeten reactietijd met die van eerdere bumptests en met de t90-
waarden uit de begeleidende aanvullende documentatie (artikelnr. 9033890)
vergelijken.
De berekende t90-insteltijd kan afwijken van de gecertificeerde insteltijd,
aangezien deze vereenvoudigde procedure niet aan de normen voldoet.
Het onderhoudsstation X-dock kan de reactietijd optioneel automatisch
testen.
220
®
X-am
2800