De netwerkinstellingen
4
opgeven
Geef de instellingen op voor het verbinden van het apparaat
met een netwerk. Controleer voordat u doorgaat of de
computer en router correct met het netwerk verbonden zijn.
• U kunt niet tegelijkertijd een bedrade LAN en een
draadloze LAN gebruiken.
Draadloos LAN
1.
Controleer de "SSID" en de "Netwerksleutel"
van de router.
SSID
: XXXXXXXXXXXX
Netwerksleutel
: XXXXXXXXXXXX
2.
Selecteer <Ja> op het bedieningspaneel
om de instellingen te configureren.
3.
Selecteer het netwerk met een
overeenkomstige SSID.
4.
Voer het wachtwoord (netwerksleutel) in
en selecteer <Toepassen>.
Bekabeld LAN
Gebruik een LAN-kabel om de router met het apparaat te
verbinden en selecteer vervolgens <Nee> in het
keuzescherm voor het gewenste type netwerkverbinding.
Achterzijde
De installatiehandleiding
5
afsluiten
Lees de beschrijving in de Application Library en selecteer
vervolgens <Einde>.
De software/
6
stuurprogramma's
installeren
Als u met het apparaat wilt afdrukken, faxen of scannen,
moet u de bijbehorende stuurprogramma's installeren.
1.
Zoek op "(modelnaam) download".
XXXXXXX download
Voorbeeld: C1333iF download
Als u de betreffende pagina niet kunt vinden,
gaat u naar
https://global.canon/en/support/
2.
Haal de software en stuurprogramma's op,
en installeer ze op de computer.
Als u de scanfunctie wilt gebruiken, installeert u de
scantoepassing "MF Scan Utility" en het
scanstuurprogramma.
Als tijdens het installeren een probleem optreedt,
raadpleeg dan "Zie Problemen oplossen (FAQ) voor
stuurprogramma's" in "FAQ".
Naar de FAQ
pag. 65 "Naar de internethandleiding"
Bij modellen met een faxfunctie
configureert u vervolgens de
faxinstellingen.
63
En
Fr
De
It
Es
Ca
Eu
Pt
El
Da
Nl
No
Sv
Fi
Ru
Uk
Lv
Lt
Et
Pl
Cs
Sk
Sl
Hr
Hu
Ro
Bg
Tr
Ar
Fa