Omstandigheden
Stilstaand
Rijden onder normale
omstandigheden
Oneffen wegomstan-
digheden: verkeers-
drempels/trappen/
oneffen wegdek
Juist/beoogd gebruik
De bestuurder van dit product moet in staat
zijn om gemakkelijk beide voeten op de grond
te plaatsen terwijl hij het stuur op een correcte
hoogte vasthoudt.
Geen voorwerpen hangend aan het stuur.
Rijden met beide handen op het stuur.
Maak geen gebruik van apparatuur zoals
telefoons, smartwatches, muziekspelers,
oordoppen/koptelefoons.
Rijden met beide voeten comfortabel en veilig
op de voetplaat.
Rijden met helm en beschermingsuitrusting.
Rijden op gemakkelijk toegankelijke wegen,
glad en compact, vermijd gebieden met veel
verkeer of drukke gebieden:
bijv. specifieke fietspaden, oppervlakken met
glad wegdek.
Neem de plaatselijk geldende regelgeving en de
verkeersregels in acht.
Kijk altijd vooruit en let op voor alle nabij aan-
wezige obstakels, voertuigen en voetgangers.
Zorg er bij het veranderen van richting voor dat
u gezien wordt en verminder de snelheid.
In elk geval moet u op het traject anticiperen en
de snelheid verminderen, met respect voor de
verkeersregels en de meest kwetsbaren.
Gebruik altijd de richtingaanwijzers, indien deze
op het product aanwezig zijn.
Rem af in aanwezigheid van voetgangers.
Gebruik de voetgangersmodus in voetgangers-
gebieden (6 km/uur).
Waarschuw voor uw aanwezigheid met gebruik
van de bel.
Rijden met matige snelheid.
Buig de knieën enigszins voor een beterde
schokabsorptie bij het rijden over oneffenheden.
Onjuist gebruik
Niet in staat zijn het product stilstaand en
in evenwicht te houden.
Op het rijdende of stilstaande product
gaan zitten.
Voorwerpen die aan het stuur worden
opgehangen veroorzaken instabiliteit en
kunnen tijdens het rijden en sturen hinder
veroorzaken.
Rijden met één hand of zonder handen.
Apparatuur zoals telefoons, smartwatch-
es, muziekspelers, oordoppen/koptele-
foons gebruiken.
Rijden met één of twee voeten niet op de
voetplaat.
Het is verboden om het gewicht op
het achterspatbord te plaatsen en te
concentreren.
Rijden zonder helm en beschermingsuit-
rusting.
Rijden op snelwegen, langeafstand-
swegen.
Rijden op drukke wegen.
Rijden op de trottoirs.
Rijden in drukke gebieden.
Rijden op zeer oneffen wegen.
Rijden in de nabijheid van: ravijnen, ber-
men, havens, zee, meren en rivieren.
Niet-naleving van de geldende regelgeving
en de verkeersregels.
Niet-naleving van de geldende regelgeving
en de verkeersregels.
Afgeleid worden tijdens het rijden.
Plotseling van richting veranderen, bij
hoge snelheid en zonder zich ervan verze-
kerd te hebben dat u gezien wordt.
Gelijktijdig remmen en door bochten
sturen maakt het voertuig instabiel.
De richtingaanwijzers niet gebruiken.
Gas geven of de snelheid constant houden
in aanwezigheid van voetgangers.
Zonder gebruik van de voetgangersmodus
(6 km/uur) rijden in voetgangersgebieden.
Niet met de bel waarschuwen voor uw
aanwezigheid.
Rijden met hoge snelheid.
Gas geven op hobbels en verkeersdrem-
pels, trappen afdalen, over obstakels
springen, trottoirs opklimmen, stijf rijden.
227