All manuals and user guides at all-guides.com
NL
2.4.3 Plaatsen
Gebruik de schroeven en moeren (3:E, F).
Sluit eerst de rode kabel aan op de positieve
accuklem (+). Sluit dan de zwarte kabel aan op de
negatieve accuklem (-).
Als u de kabels niet in de goede volgor-
de aansluit of losmaakt, kan er kortslui-
ting ontstaan en kan de accu
beschadigd raken.
Als u de kabels verwisselt, raken de dy-
namo en de accu beschadigd.
Zet de kabels stevig vast. Losse kabels
kunnen brand veroorzaken.
De accu moet altijd aangesloten zijn als
u de motor wilt laten lopen. Anders
kunnen de dynamo en het elektrische
systeem beschadigd raken.
2.5 ZITTING
LET OP! Om de installatie van de zitting te ver-
eenvoudigen, voorziet u de vier schroeven van
een druppeltje olie voordat u deze in de zitting
schroeft.
1. Verwijder de volgende onderdelen van de
zittinghouder:
•
4 moeren (voor transportvergrendeling, niet
gebruikt).
•
4 schroeven.
•
4 borstringen.
2. Plaats de zitting op de zittinghouder.
3. Draai de borstringen op de schroeven.
4. Plaats de schroeven met de borstringen door de
gaten in de zittinghouder en de openingen in de
zittingplaat. Schroef de zitting vast.
Aanhaalmoment: 9±1,7 Nm.
Als het aanhaalmoment groter dan
9±1,7 Nm is, raakt de zitting bescha-
digd.
5. Zorg dat de zitting eenvoudig in de gaten van de
houder valt.
De zitting kan worden opgeklapt. Als de machine
buiten in de regen staat, klapt u de zitting naar
voren zodat het kussen niet nat wordt.
18
NEDERLANDS
2.6 STUURWIEL
Voor een minimale speling van de stuurkolom
moeten de afstandsringen (5:B) en/of (5:C) als
volgt tussen de stuurkolombus en de -houder
worden geplaatst.
1. Plaats de stuurkolombus op de stuurkolom en
zet de bus vast door één van de pennen (5:A) er
voor ongeveer 1/3 in te steken.
2. Trek de bus en de stuurkolom omhoog.
3. Controleer aan de buitenkant of er geen
sluitringen, de sluitring van 0,5 mm, de sluitring
van 1,0 mm of beide sluitringen in het gat
kunnen worden geplaatst. Forceer de ring(en)
niet, er moet een klein beetje speling zijn.
4. Trek de splitpen eruit en maak de
stuurkolombus open.
5. Plaats de ring(en) volgens punt 3 hierboven.
6. Plaats de stuurkolombus op de stuurkolom en
vergrendel deze door de beide pennen er
volledig in te steken. Gebruik gereedschap
waarmee u tegendruk kunt leveren.
2.7 TREKPLAAT
Plaats de trekplaat (6:H) aan de achterzijde van de
machine.
Gebruik de schroeven en moeren (6:J, G).
Aanhaalmoment: 22 Nm.
2.8 SNELSLUITINGEN
De snelsluitingen en installatie-instructies worden
in een aparte doos geleverd.
Monteer de snelsluitingen op de voorste assen van
de machine.
2.9 BANDENSPANNING
Controleer de bandenspanning. De juiste waarden
zijn:
Voor: 0,6 bar (9 psi).
Achter: 0,4 bar (6 psi)
2.10ACCESSOIRES
Voor de montage van accessoires kijkt u in de
aparte montagehandleiding die bij iedere
accessoire wordt geleverd.
Opmerking: Het maaidek is als accessoire
leverbaar.
Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing