vooraleer een hellend terrein op te
•
vooral op gladde terreinen.
•
•
• Enkel voor modellen met
hydrostatische aandrijving: Het
6.4 STARTEN
1.
(afb. 20
2. Op de bestuurdersstoel gaan zitten.
3. De aandrijving in de vrije stand
4.
5.
6.
7.
8.
contactslot en draai deze in de «draaien»
te stellen, draai de sleutel daarna in de
9.
10.
10a.
10b.
OPMERKING
Het gebruik van het
commando choke bij reeds warme motor kan
de bougie vervuilen en een onregelmatige
werking van de motor veroorzaken.
Rijd
par. 5.2
zodra de
11.
OPMERKING
zijn bij het starten, blijf dan niet te lang
aanhouden om de accu niet uit te putten en
de motor niet te verzuipen. Draai de sleutel
weer in de «stop» stand, wacht enkele
seconden en probeer opnieuw te starten.
Indien het probleem voortduurt, raadpleeg
en de handleiding van de motor.
6.5
6.5.1
Tijdens het vervoer:
•
• de snijgroep in de hoogste
•
naar een tussenpositie, tussen het
•
1.
2.
3.
U dient het pedaal geleidelijk op
te laten komen om te beletten dat
macht over het stuur kwijtraakt.
4.
van de ene versnelling naar de andere
te bedienen door het pedaal half
van de versnelling dient uitgevoerd te
worden als de machine stilstaat.
NL - 14
Het inschakelen