Toestand
Noodtoets geactiveerd.
Snij-inrichtingen ingeschakeld.
Snij-inrichtingen ingeschakeld.
Machine aan en in beweging.
Machine aan en in beweging.
GEVAAR
Indien eender welke van deze resultaten
verschilt van wat aangegeven is in de
tabellen, mag de machine niet gebruikt
worden. Richt u tot een dienstencentrum
voor de nodige controles en herstelling.
OPMERKING
Denk er altijd aan dat de beveiligingssystemen het
starten van de elektrische motor beletten wanneer
de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden
genomen. Nadat in de bovenstaande gevallen
het belet tot starten is hersteld, dient de sleutel
(afb. 11.A) in de stopstand gedraaid te worden
voordat de machine opnieuw gestart kan worden.
7.3
GEBRUIK OP HELLEND TERREIN
Neem de limieten van de Tabel "Technische
Gegevens" en van "afb. 17" in acht,
onafgezien van de looprichting.
Denk eraan dat er geen "veilige" hellingen
bestaan. Werken op bij hellingen vereist bijzondere
aandacht. Om omkantelen of verlies van controle
over de machine te vermijden, raadt men aan:
• Maai nooit dwars over de helling. Hellende
gazons moeten in opwaartse/neerwaartse
richting afgelegd worden en nooit zijwaarts,
in voorwaartse beweging, waarbij u zeer
voorzichtig moet zijn bij richtingsveranderingen
en goed moet opletten dat de bovenste
wielen niet tegen obstakels (stenen, takken,
wortels, enz.) stoten, waardoor ze opzij zouden
kunnen slippen, kantelen of men de controle
over de machine zou kunnen verliezen
• Niet plotseling te stoppen of weg te rijden
bij het op– of afrijden van een helling.
Actie
Tracht de machine aan te schakelen.
Achteruit rijden wordt geactiveerd
zonder de toestemmingsknop voor
achteruit maaien ingedrukt te houden.
De opvangzak wordt opgetild of de
achterste aflaatbeveiliging wordt
verwijderd (enkel voor modellen
met opvang achteraan).
De trekpedaal wordt losgelaten.
Rijtest.
• Schakel de aandrijving zacht en uiterst voorzichtig
• Verminder de snelheid:
• Gebruik de achteruitversnelling nooit om snelheid
7.4
Om de machine te stoppen, dient men:
1. Controleer of de transmissie
2. Op de bestuurdersstoel gaan zitten.
3. Verdraai de sleutel (afb. 11.A).
4. Wacht tot de elektrische controle van
5. Druk op de starttoets (afb. 12.A).
6.
6a. Wacht bij toetsenbord Type I tot het pictogram
6b. Wacht bij toetsenbord Type II tot het pictogram
OPMERKING
Aan het einde van de elektrische controle
gaan de koplampen even branden.
7.5
7.5.1
Tijdens het vervoer:
1. de snij-inrichtingen uitschakelen (par. 6.5);
NL - 18
De machine wordt ingeschakeld, maar
het trekpedaal en de knop om de maai-
inrichtingen in te schakelen werken niet.
De snij-inrichtingen worden
uitgeschakeld.
De snij-inrichtingen worden
uitgeschakeld.
De machine vertraagt en stopt.
Geen abnormale trillingen, geen
abnormale geluiden, correcte
werking van de besturing,
bedieningselementen en pedalen.
in om te vermijden dat de machine zou steigeren.
• vooraleer van richting te veranderen
en in smalle bochten;
• voordat u een helling oprijdt, vooral
bergafwaarts, om een veilige
remweg te garanderen.
te minderen; dit kan de macht over het stuur
doen verliezen, vooral op gladde terreinen.
STARTEN
ingeschakeld is (par. 6.4).
de machine is uitgevoerd, waarbij de
pictogrammen op het toetsenbord oplichten.
(afb. 12.F) de laadstatus van de accu aangeeft.
"Gereed" (afb. 12.K) continu brandt.
HET WERKEN
Rijden en verplaatsingen
Resultaat