• Reinig bij zichtbare verontreiniging de compressor vooraf-
gaand aan de desinfectie [zie: Compressorbehuizing reini-
gen, pagina 33].
• Bevochtig een doek met het desinfectiemiddel.
AANWIJZING! Gevaar voor een defect aan het apparaat
door binnendringende vloeistoffen. Zorg ervoor dat er
geen vloeistoffen op de compressor of het netsnoer komen.
Als er vloeistof in de compressor is binnengedrongen, mag
de compressor in geen geval meer worden gebruikt. Neem,
voordat u de compressor weer in werking stelt, contact op
met de Technische Service of het Service Center van
PARI GmbH.
• Neem de oppervlakken aan de buitenkant van de behuizing
grondig af met de doek.
4.3 Aansluitslang verzorgen
Droog de aansluitslang na elke inhalatie:
• Sluit de aansluitslang aan op de compressor.
• Schakel uw compressor in.
• Laat de compressor net zolang werken tot de door de slang
stromende lucht de eventuele condens in de slang heeft
verwijderd.
4.4 Luchtfilter vervangen
Luchtfilter eruit halen:
• Trek de filterhouder uit de
compressor. Gebruik bijvoor-
beeld een kleine schroeven-
draaier om de filterhouder
voorzichtig uit de compressor
te lichten.
Luchtfilter vervangen:
– 35 –