Aanwijzing
Let er op, dat de kabeldoorvoer zo min mo-
gelijk wordt opengesneden, om ontsnapping
van lucht tijdens de werking van het product
te voorkomen.
6.
Breng met behulp van de stekker (1) de aansluiting
met het stuurcontact van de stroomteller tot stand.
–
Tweeaderige kabel: 0,75 mm²
7.
Als het product via het laagtariefcontact aangestuurd
wordt, informeer de gebruiker dan om ervoor te zorgen
dat eventuele programmeringen van de bedrijfstijden
niet in conflict staan met de hoog- en laagtarieftijden.
5.3.3
Ventilator extern aansturen
Voorwaarde: Installatie van een gedeeltelijk leidingsysteem
▶
Als u een kamer permanent wilt ventileren, ook als het
product is uitgeschakeld, kunt u het contact van de ex-
terne ventilatorregeling (hygrostaat) aansluiten.
Opgelet!
Gevaar voor materiële schade door on-
deskundige bediening!
Alleen externe stuurcontacten zijn compati-
bel.
▶
Sluit de externe besturingscontacten al-
leen aan potentiaalvrije contacten aan.
▶
Sluit vooral geen onder spanning staande
kabels aan.
▶
Demonteer de afdekkap. (→ Pagina 261)
▶
Verwijder de zwarte veiligheidsafdekking van de print-
plaat.
▶
Leid de kabel door de kabeldoorvoer aan de achterkant
van het product en door de kabeldoorvoer aan de achter-
kant van de schakelkast.
▶
Sluit de kabel van de hygrostaat op de stekker(2) op de
printplaat (1) aan..
◁
Contact geopend: ventilator loopt niet
◁
Contact gesloten: ventilator loopt
▶
Zet in het menu de modus "Ventilator met externe rege-
ling" op VENT.MODUS 3.
266
X3
T air
1
X4
T degiv
X5
T eau
X2
HP
2
2
1
5.3.4
Ventilatortoerental instellen
Wanneer het apparaat op een leidingsysteem met meer dan
5 meter lange flexibele leidingen of meer dan 10 meter lagen
gladde leidingen wordt aangesloten, moet de ventilatorstand
worden aangepast, zodat door het luchtnet veroorzaakte
drukverliezen worden gecompenseerd.. Deze verandering
wordt via de schakelkast van het product uitgevoerd.
▶
Demonteer de afdekkap. (→ Pagina 261)
▶
Verwijder de afdekkap van de printplaat.
1
▶
Verzet de grijze ader van de 5,5-µF-condensator (1) zo-
als getoond in het schema hiernaast.
5.3.5
Fotovoltaïsche installatie aansluiten
Aanwijzing
De PV-functie en het management buiten het
stroomverbruik kunnen niet parallel worden ge-
bruikt, omdat deze hetzelfde contact gebruiken.
Voorwaarde: Fotovoltaïsche installatie aanwezig
Met deze functie kan de geoptimaliseerde zelfvoorziening
door de fotovoltaïsche installatie gebruikt worden om de
warmtepomp en het elektrisch element te voeden en het wa-
ter in de boiler te verwarmen.
1
Aansluitklem 2
Installatie- en onderhoudshandleiding 8000015885_00
X3
T air
X4
T degiv
X5
T eau
X2
HP
1
2
2
1
2
Aansluitklem 1