Edwards EVHRS Manual Del Usuario página 19

5. Bevestig het hartuiteinde van de hartreferentiesensor op de patiënt bij de flebostatische as (afb. 6). Nivelleer de sensor met
behulp van een HRS-klem.
OPMERKING: Als de lichaamspositie tijdens de meting verandert, kan het nodig zijn om het hartuiteinde opnieuw te
bevestigen.
LET OP: Als de hartreferentiesensor niet correct is genuld, kan dit de nauwkeurigheid van de aflezingen negatief beïnvloeden.
LET OP: Zorg ervoor dat de hartreferentiesensor correct is bevestigd, zodat deze op gelijk niveau kan worden gebracht met de
flebostatische as.
Reinigingsinstructies
De hartreferentiesensor kan worden gereinigd met de volgende ontsmettingsmiddelen:
• 70% isopropylalcoholoplossing
• 10% natriumhypochlorietoplossing in water
1. Bevochtig een schone doek met ontsmettingsmiddel en veeg de oppervlakken af.
2. Droog het oppervlak met een schone, droge doek.
WAARSCHUWING: Desinfecteer de hartreferentiesensor niet met behulp van een autoclaaf of gassterilisatie.
LET OP: Dompel de hartreferentiesensor niet onder.
LET OP: Dompel geen kabelconnectors onder in vloeistof.
LET OP: Controleer alle kabels regelmatig op beschadigingen. Rol kabels niet strak op om ze te bewaren.
LET OP: Reinig en bewaar de hartreferentiesensor na elk gebruik.
Preventief onderhoud
De vingercomponent van de hartreferentiesensor kan worden beschadigd als deze wordt blootgesteld aan matige tot significante
impact op het oppervlak. Hoewel de kans op beschadiging klein is, zouden de resulterende weergegeven waarden in dat geval
worden beïnvloed door het hoogteverschil tussen het hart en de vingermanchet. Hoewel deze beschadiging niet zichtbaar is door
naar de hartreferentiesensor te kijken, is het mogelijk om te bevestigen of er sprake is van beschadiging door voorafgaand aan elk
gebruik de onderstaande procedure te volgen:
1. Sluit de hartreferentiesensor aan op de poort op een compatibel niet-invasief bewakingssysteem van Edwards en ga naar het
nulscherm.
2. Breng de twee uiteinden van de hartreferentiesensor met elkaar in lijn, volgens de instructies in het hoofdstuk
Gebruiksaanwijzing.
3. Bekijk de waarde die wordt weergegeven op het nulscherm onder de nulknop.
4. Breng het ene uiteinde van de hartreferentiesensor 15 cm (6 inch) boven het andere uiteinde.
5. Controleer of de weergegeven waarde met minimaal 5 mmHg is gewijzigd.
6. Keer de uiteinden om, zodat het andere uiteinde zich nu 15 cm (6 inch) boven het eerste uiteinde bevindt.
7. Controleer of de weergegeven waarde met ten minste 5 mmHg in de tegenovergestelde richting is gewijzigd ten opzichte van
de oorspronkelijke waarde.
19