INFORMATIE VOOR DE
EIGENAAR
Ken uw machine: Als u de machine en de werking ervan
begrijpt krijgt u de beste resultaten. Vergelijk de illustraties
van de machine met de werkelijkheid, terwijl u deze hand−
leiding doorleest. Leer de werking van de bedieningsele−
menten en waar ze zich bevinden. Volg de
bedieningsaanwijzingen en de veiligheidsregels om een
ongeluk te voorkomen. Bewaar deze handleiding om hem
later te kunnen raadplegen.
WAARSCHUWING: Let op! Dit symbool duidt op be−
langrijke veiligheidsmaatregelen. Dit symbool bete−
kent: Let en pas op! Uw veiligheid kan in gevaar
zijn."
Verantwoordelijkheid van de eigenaar
WAARSCHUWING: Dit is een snijdende
machine die in staat is handen en voeten te
amputeren en voorwerpen weg te slinge−
ren. Veronachtzaming van de volgende veiligheids−
aanwijzingen kan resulteren in ernstig letsel of de
dood voor de bestuurder en omstanders.
Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar om de
onderstaande aanwijzingen op te volgen.
VEILIGE BEDIENING
Voor rijdende zitmaaiersmet
roterende messen
Training
1.
Lees de instructies nauwkeurig. Wees vertrouwd met
de bediening en het juiste gebruik van de machine.
2.
Sta nooit toe dat kinderen of mensen die niet bekend
zijn met deze instructies de machine gebruiken. Lo−
kale regels kunnen een minimum leeftijd voor de
bestuurder voorschrijven.
3.
Maai nooit als er omstanders, in het bijzonder kinde−
ren, of huisdieren in de buurt zijn.
4.
Onthoud dat de bestuurder of gebruiker verantwoor−
delijk is voor ongevallen of blootstelling aan gevaar
aan derden of hun bezittingen.
5.
Neem nooit passagiers mee.
6.
Alle bestuurders moeten ervoor zorgen dat ze pro−
fessionele en practische instructie krijgen. Zulke in−
structie moet de nadruk leggen op:
a.
de noodzaak voor behoedzaamheid en con−
centratie bij het werken met zitmaaiers;
b.
de controle over de machine die gaat glijden
op een helling kan niet worden herkregen door
de rem te gebruiken. De belangrijkste redenen
voor het verliezen van controle zijn:
l
onvoldoende grip op de wielen;
l
te snel rijden;
l
verkeerd remmen;
l
het soort maaier is ongeschikt voor de
taak;
l
onbekendheid met de grondcondities, in
het bijzonder hellingen;
l
verkeerd optrekken en verkeerde la−
dingsverdeling.
Voorbereiding
1.
Draag tijdens het maaien altijd stevige schoenen en
F-050737L
een lange broek. Bedien de machine niet met blote
voeten of met sandalen aan.
2.
Onderwerp het te maaien gebied aan een grondige
inspectie en verwijder alle voorwerpen die door de
machine uitgeworpen zouden kunnen worden.
3.
WAARSCHUWING: Benzine is zeer brandbaar.
a.
Bewaar brandstof incontainers die speciaal
voor dit doel ontworpen zijn
b.
Voeg benzine toe in de frisse lucht en rook
niet.
c.
Voeg benzine toe voordat u de motor aanzet.
Verwijder nooit de benzine tankdop of voeg
benzine toe terwijl de motor loopt of nog heet
is.
d.
Als er benzine gemorst is, mag u de motor niet
starten, maar moet u de machine van de plek
met de gemorste benzine verwijderen en voor−
komen dat er een vonk kan optreden, totdat de
benzine verdampt is.
e.
Schroef alle doppen van benzine containers en
tanks zorgvuldig vast.
4.
Vervang defecte geluidsdempers.
5.
Controleer voor gebruik altijd dat de messen, mesbou−
ten en snijconstructie niet versleten of beschadigd zijn.
Vervang versleten of beschadigde bladen en bouten in
paren zodat het evenwicht niet verstoord wordt.
6.
Bij machines met meerdere bladen kan het draaien
van één blad tot gevolg hebben dat andere bladen
ook gaan bewegen.
Bediening
1.
Gebruik de machine niet in een afgesloten ruimte,
waar zich gevaarlijke koolmonoxyde dampen kunnen
ophopen.
2.
Maai alleen bij daglicht of goed kunstlicht.
3.
Voordat u de motor start, moet u alle mesassesoires
loskoppelen en de koppeling in de neutrale stand
zetten.
4.
Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan
10_.
5.
Onthoud dat er geen veilige" hellingen bestaan. Het
rijden over grashellingen vraagt om speciale aan−
dacht. Om omkantelen te voorkomen, moet u:
a.
niet plotseling stoppen of optrekken, terwijl u
omhoog of omlaag rijdt;
b.
de koppeling langzaam op laten komen en de
motor altijd in de versnelling laten, vooral wan−
neer u de helling af rijdt;
c.
langzaam rijden op hellingen en in scherpe
bochten;
d.
oppassen voor hobbels, kuilen en andere ver−
borgen gevaren;
e.
nooit loodrecht op hellingsrichting rijden, tenzij
de maaier voor dit doel ontworpen is.
6.
Pas op bij het trekken van ladingen of het gebruiken
van zwaar materieel.
a.
Gebruik alleen de daarvoor bestemde trekha−
ken.
b.
Vervoer alleen ladingen die u kunt beheersen.
c.
Maak geen scherpe bochten. Pas op bij het
achteruit schakelen.
d.
Gebruik tegengewichten of gewichten aan de
wielen als dat in het Instructieboek wordt aan−
geraden.
7.
Let op het andere verkeer bij het oversteken van
wegen.
8.
Zet het roteren van de messen af voordat u over iets
anders dan gras rijdt.
9.
Als u assessoires gebruikt, let er dan op dat er nooit
materiaal in de richting van omstanders geslingered
41
wordt. Laat nooit iemand in de buurt van de machine
als deze aan het werken is.
10.
Bedien de maaier nooit als de beschermkappen ka−
pot zijn. De beschermkappen moeten altijd op hun
plaats zitten.
11.
Verander de instellingen van de regulateur van de
machine niet en voer hem niet op. Het gebruiken van
een machine bij te hoge snelheid kan de kans op
gevaar of persoonlijk letsel vergroten.
12.
Voordat u van de bestuurdersplaats afstapt, moet u
a.
de motor ontkoppelen en de assessoires laten
zakken;
b.
de motor in de neutrale stand zetten en de
handrem aantrekken;
c.
de motor afzetten en het contactsleuteltje ver−
wijderen.
13.
Ontkoppel de assessoires, stop de motor en trek de
bougiekabel(s) los of verwijder het contactsleuteltje,
voordat u
a.
verstoppingen in de trechter of elders verhelpt;
b.
de maaier controleert, reinigt of er aan wilt
werken;
c.
de maaier inspecteert nadat u een obstakel
geraakt hebt. Voer, indien nodig, reparaties uit
voordat u de machine opnieuw start en ge−
bruikt;
d.
de motor controleert bij abnormaal trillen. (On−
middellijk stoppen.)
14.
Koppel de assessoires los als u de maaier niet ge−
bruikt of deze wilt transporteren.
15.
Zet de motor af en ontkoppel de assessoires voorat
u
a.
bezine bijvult;
b.
de grasopvanger verwijdert;
c.
de hoogte aanpast, tenzij dat vanaf de bes−
tuurdersplaats kan gebeuren.
16.
Neem gas terug aan het einde van de maaiactivitei−
ten. Draai de benzinekraan dicht, indien de motor
hiermee is uitgerust.
17.
Voordat u achteruit rijdt, moet u naar achteren en
beneden kijken om u ervan te vergewissen dat er
geen kleine kinderen in de buurt zijn.
18.
Wees extra voorzichtig bij blinde hoeken, struiken,
bomen of andere obstakels die het zicht kunnen
wegnemen.
Onderhoud en opslag
1.
Bij machines met meerdere messen kan het bewegen
van één mes de andere messen ook inbeweging zet−
ten. Wees voorzichtig!
2.
Als u de machine parkeert of weg zet, moet u het
snijgedeelte van de machine laten zakken tenzij u
het stut of vast zet.
3.
Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven
vast aangedraaid zitten om er zeker van te zijn dat
de machine in veilige staat verkeert.
4.
Parkeer de machine nooit met benzine in de tank, in
een afgesloten ruimte waar de dampen met een
vlam of vonk in aanraking kunnen komen.
5.
Laat de motor afkoelen voorat u de machine in een
afgesloten ruimte weg zet.
6.
Verwijder gras, bladeren en overmatig smeervet van de
geluidsdemper, het accucompartiment en van de ben−
zine opslagplaats om gevaar voor brand te verminder−
en.
7.
Comtroleer de grasvanger regelmatig op slijtage.
8.
Vervang versleten of beschadigde onderdelen om
veiligheidsredenen.
9.
Als het nodig blijkt de benzinetank af te tappen, moet
dit in de frisse lucht gebeuren.
NL