Autogordels moeten goed op het kind aansluiten en NOOIT gedraaid
zitten.
16
Gebruik NOOIT de schoudergordel los of onder de arm van het kind.
17
Leg de heupgordel NOOIT over de armleuningen. Deze moet ALTIJD
onder de armleuningen zitten.
Controleer of de autogordel niet gedraaid zit.
heupdeel van de autogordel MOET laag op de heupen zitten en goed
aansluiten.
18
Zorg dat uw kind NIET onderuit gezakt in de autostoel zit. Als uw kind
de autogordels niet correct laat zitten, gebruik deze autostoel dan NIET.
Gebruik dan een ander beveiligingssysteem.
De hoofdsteun van de zitplaats mag de hoofdsteun van de autostoel niet in
19
de weg zitten. De voorkant van de autostoel MOET NIET OvER de
voorkant van de zitplaats staan.
20
De rugleuning van de autostoel MOET goed op de rugleuning van de
zitplaats aansluiten, zoals afgebeeld.
Autostoel posities
21
Uw autostoel heeft twee posities, zoals afgebeeld.
22
De rugleuning van de autostoel MOET goed op de rugleuning van de
zitplaats aansluiten, zoals afgebeeld in of de eerste of de tweede positie.
23
Gebruik de autostoel NOOIT schuiner dan de ruststand.
uw kind beveiligen in de auto
Plaats de autostoel stevig tegen de rugleuning van een voorwaarts gerichte
24
zitplaats die is uitgerust met een geschikte heup/schoudergordel.
Zorg dat uw kind met zijn/haar rug plat tegen de rugleuning van de auto-
stoel zit.
25
Plaats de schoudergordel door de schoudergordelhouder, zoals afge-
beeld in
25
26
hem dan stevig aan.
27
Om de hoofdsteun op goede hoogte te krijgen MOET de onderkant van de
hoofdsteun gelijk zijn met de bovenkant van de schouders van uw
28
kind, zoals afgebeeld in
gebied
28
, NIET zoals afgebeeld in
en de schoudergordel moet dan in het rode
27
zijn.
26
. Maak de gordel vast en trek
48